De zaklampenzaak

15-08-2011 Print this page

B9 10032. Wim Maas, Deterink: Reactie naar aanleiding van de conclusie van A-G Verkade in de ‘zaklampenzaak’ (Hoge Raad, 8 juli 2011, B9 9927, Mag Instrument/Edco).

In de ‘zaklampenzaak’ heeft A-G Verkade op 8 juli 2011 geconcludeerd. Zoals voor conclusies van A-G Verkade te doen gebruikelijk, is een en ander uitvoerig uiteengezet en bovendien goed leesbaar. Hoewel ook de auteurs- en merkenrechtelijke rechtsvraag uit deze zaak zich uitstekend lenen voor nadere bespreking, beperk ik mij in dit commentaar tot de overgangsrechtelijke vraag of het samenloopverbod van artikel 14 lid 8 BTMW – dat per 1 december 2003 is afgeschaft – nog moet worden toegepast in een geval waarin vóór die datum met de bestreden handelingen was begonnen.

(…) Het moge duidelijk zijn dat mijns inziens voor het standpunt dat de

afschaffing van artikel 14 lid 8 BMTW directe werking zou ontberen dogmatisch bar weinig te zeggen is. Veeleer lijken Verkade en Geerts hun opvattingen te baseren op de door hen gewenste rechtszekerheid voor “rechtens correcte” nabootsers. Hoewel ik me normaal gesproken wel zou kunnen vinden in dit rechtszekerheidargument, is het dogmatisch te weinig om (al dan niet naar analogie, zoals Geerts voorstelt) een overgangsrechtelijke voorziening te treffen voor een situatie waar het er alle schijn van heeft dat de Benelux-wetgever een dergelijke voorziening bewust achterwege heeft gelaten. Het stellen van prejudiciële vragen over dit onderwerp is mijns inziens niet nodig.

Lees de gehele reactie hier. Eerdere reactie Paul Geerts op dezelfde conclusie: B9 10010. Conclusie Verkade: B9 9927.