Een wezenlijk biologische werkwijze

31-01-2012 Print this page

B9 10734. Vzr. Rechtbank 's-Gravenhage, 31 januari 2012, KG ZA 11-1414, Taste of Nature Holding B.V.  tegen Cresco Produktie Maatschappij B.V. en Cresco Handels B.V. (met dank aan Thomas Berendsen & Maarten  Rijks, Banning). 

Octrooirecht. Product by process claim. Spruit- en kiemplanten (cress). EP eiseres (‘het Raphanus-octrooi ‘) m.b.t. een werkwijze voor het kweken van radijskiemen (met anti-oxidanten). De inbreukvorderingen worden afgewezen nu er een serieuze, niet te verwaarlozen kans is dat in een bodemprocedure wordt geoordeeld dat het octrooi niet verleend had mogen worden.

De voorzieningenrechter laat zich bij zijn oordeel leiden door de zaken T-83/05 en T-1242/06 (tomaten- & broccolizaak): “Er is slechts sprake van een klassiek veredelingsproces, dat wil zeggen een werkwijze van in wezen biologische aard. Deze werkwijze op zich komt in het licht van de hiervoor aangehaalde uitspraak van de GKB dan ook niet voor octrooibescherming in aanmerking. (…) Naar voorlopig oordeel is aannemelijk dat op grond van artikel 53 aanhef en sub b EOV niet alleen een wezenlijk biologische werkwijze van octrooiering, zoals hier de 'klassieke veredeling' is uitgesloten, maar ook een door toepassing van die werkwijze rechtstreeks verkregen voortbrengsel.” 1019h Proceskosten:  €77.647,70. 

"4.8 Voor de veredelingswerkwijze die blijkens de beschrijving van EP 938 (zie paragraaf [0020], hierboven weergegeven onder 2.11.) moet worden toegepast om tot de gestelde uitvinding te komen zijn geen aanvullende technische stappen in de bovenbedoelde zin vereist - zo heeft ook Taste of Nature erkend. Er is slechts sprake van een klassiek veredelingsproces, dat wil zeggen een werkwijze van in wezen biologische aard. Deze werkwijze op zich komt in het licht van de hiervoor aangehaalde uitspraak van de GKB dan ook niet voor octrooibescherming in aanmerking.

4.9 Taste of Nature stelt dat niettemin sprake is van een octrooieerbare uitvinding omdat EP 938 ziet op producten (een plant, een spruit, een houder met spruiten of planten en materiaal van een plant) die worden verkregen door toepassing van een bepaalde werkwijze, niet op die werkwijze zelf. In de uitspraak in de zaken G2/07 en G1/08, aldus Taste of Nature, is niet geoordeeld over de toelaatbaarheid van een dergelijke product-by-process claim in het geval dat de werkwijze van octrooiering is uitgesloten (maar de GKB zal mogelijk verzocht worden zich hierover alsnog uit te laten, getuige het in de tomatenzaak uitgesproken voornemen van de TKB ter zake). Omdat niet expliciet is beslist dat een dergelijke product-by-process claim van octrooibescherming is uitgesloten, moet volgens Taste of Nature als uitgangspunt gelden dat een dergelijke conclusie niet onder de uitzondering van artikel 53 aanhef en sub b EOV valt. 

4.10 De voorzieningenrechter volgt Taste of Nature hierin niet. Naar voorlopig oordeel is aannemelijk dat op grond van artikel 53 aanhef en sub b EOV niet alleen een wezenlijk biologische werkwijze van octrooiering, zoals hier de 'klassieke veredeling' is uitgesloten, maar ook een door toepassing van die werkwijze rechtstreeks verkregen voortbrengsel. Een werkwijzeconclusie beschermt immers ook het door toepassing van die werkwijze rechtstreeks verkregen product (vgl. artikel 64 lid 2 EOV). Indien geoordeeld zou worden dat een product-by-process claim voor het rechtstreeks verkregen product van een niet-octrooieerbare wezenlijk biologische werkwijze wél toelaatbaar zou zijn, zou dat de uitsluiting van artikel 53 aanhef en sub b EOV zoals uitgelegd door de GKB in G1/08 zinledig maken. Immers, per saldo is dan sprake van een zelfde situatie als wanneer de process claims door de GKB toelaatbaar zouden zijn geoordeeld, hetgeen nu juist niet het geval is. De door Taste of Nature voorgestane zienswijze - die zij desgevraagd niet anders heeft kunnen beargumenteren dan met het argument dat de GKB zich over een product-by-process claim niet uitdrukkelijk heeft uitgelaten - is geen zinvolle uitleg van en doet ook geen recht aan hetgeen volgens de GKB, zoals verwoord in zijn omstandig gemotiveerde beslissing, als doel en strekking van artikel 53 aanhef en sub b EOV heeft te gelden en wordt verworpen."

Lees het vonnis hier. Zie ook m.b.t. hetzelfde octrooi: Vzr. Rechtbank ’s-Gravenhage, 6 september 2011, B9 10090.