Het door Alpi geschetste gevaar kan zich niet voordoen

05-04-2012 Print this page

B9 11059. Rechtbank ’s-Gravenhage, 4 april 2012, HA ZA 11-1637, Converse Inc. tegen Alpi International Forwarders B.V.

Merkenrecht. Converse-zaak. Schorsingsincident. Converse stelt dat Alpi inbreuk maakt op haar merken door het – kort gezegd – vervoeren en opslaan van counterfeit Converseschoenen alsmede door het gebruik van de merken in stukken voor zakelijk gebruik. Alpi handelt volgens Converse onrechtmatig  door het faciliteren van de verhandeling van counterfeit Converse-schoenen en het meewerken aan het opstellen van vervalste CMR-documenten met betrekking tot vervoer van (counterfeit) Converse-schoenen.

Bij vonnis in kort geding van 31 december is het Converse toegestaan inzage te hebben in de administratie van Alpi. Alpi heeft van dit vonnis hoger beroep ingesteld. Dit appel is momenteel aanhangig bij het Gerechtshof in Amsterdam. Alpi vordert dat de rechtbank onderhavige procedure zal schorsen tot dat in hoogste instantie is beslist omtrent het vonnis in kort geding.

De incidentele vordering wordt door de rechtbank afgewezen. In het kort geding volgt een beslissing over de vraag of aan Converse bij wijze van voorlopige  voorziening had moeten worden toegestaan inzage te hebben in het in beslag genomen materiaal (administratie Alpi). Of en in hoeverre Converse, in geval de door Converse gevorderde voorziening definitief wordt  afgewezen, de verkregen informatie in deze bodemprocedure niettemin mag gebruiken, is geen onderwerp van het kort geding en een oordeel daarover in kort geding zou de bodemrechter bovendien niet binden. De beslissing over de proceskosten wordt aangehouden tot de beslissing in de hoofdzaak.

Lees het vonnis hier. Zie ook tussen partijen B9 10153 en Rb. Haarlem, 31 december 2010.