Noot van Engelen bij Resolution v AstraZeneca en Shionogi

05-06-2019 Print this page
B915762

Dick van Engelen (Ventoux), met gezichtspunten zonder uitgangspunten wordt rechtszekerheid een wasen neus. Noot bij Hoge Raad 8 juni 2018, IEPT20180608 (Resolution v AstraZeneca en Shionogi). Gepubliceerd in Ars Aequi juni 2019.

 

"In 2002 formuleerde de Hoge Raad in Van Bentum v Kool de ‘afstandsleer’, die – kort gezegd – inhoudt dat slechts mag worden aangenomen dat afstand is gedaan van een gedeelte van de bescherming waarop het octrooi naar het wezen van de uitvinding aanspraak geeft, indien daartoe – gelet op de inhoud van het octrooischrift of bijvoorbeeld het verleningsdossier – goede grond bestaat. De Hoge Raad grijpt deze octrooizaak aan om – daartoe aangespoord door advocaat-generaal Van Peursem – duidelijk te maken dat deze ‘afstandsleer’ niet langer geldend recht is. Duidelijkheid is goed voor de rechtszekerheid, dus dat valt alleen maar toe te juichen. De mate waarin de Hoge Raad die duidelijkheid verschaft valt bij nader inzien echter tegen. Met name de door de Hoge Raad in dit arrest ook weer omarmde ‘gezichtspuntenleer’ – waarbij een scala aan gezichtspunten voor de uitleg van een conclusie gehanteerd kunnen worden, zonder nader te specificeren wanneer welk gezichtspunt met welke wegingsfactor gebruikt kan worden – roept bij nader inzien de nodige onduidelijkheden op. De vraag rijst of die gezichtspunten-leer ‘de stand van het octrooirecht’ wel verrijkt, zoals een geoctrooieerde uitvinding geacht wordt ‘de stand van de techniek’ te verrijken […]

 

De huidige restrictieve  opstelling van de Hoge Raad zal door de feitenrechter waarschijnlijk als een welkom geschenk worden ervaren, aangezien die feitenrechter zo een grotere discretionaire ruimte krijgt toebedeeld. Het brengt echter wel met zich dat zo niet goed voorspelbaar is (a) welke gezichtspunten (b) wanneer en (c) in welke mate door de feitenrechter gewogen behoren te worden. Vanuit een juridisch perspectief is rechtszekerheid het equivalent van voorspelbaarheid, zodat de rechtszekerheid er met deze ontwikkeling in de jurisprudentie van de Hoge Raad dus enigszins bekaaid van afkomt. De Hoge Raad geeft weinig richting en de feitenrechter kan – cru gezegd – zijn gang gaan als deze maar lippendienst bewijst aan een aantal gezichtspunten om zo het cassatierisico te bezweren […]"

 

Lees de volledige noot hier.