Prejudiciële vragen over de juridische status van collectieve beheerders van intellectuele eigendomsrechten

19-10-2017 Print this page
B915161

Zaak C-521/17 SNB-REACT. Prejudiciële vragen. Tallinna Ringkonnakohus (Estland). 

 

Merkenrecht. ProcesrechtUit de samenvatting van minbuza.nl: "Verzoekster (SNB-REACT) heeft op 13.02.2014 bij de rechter in eerste aanleg een vordering tegen verweerder (Deepak Mehta) ingesteld tot beëindiging van de inbreuk op merkrechten en tot schadevergoeding. Verzoekster is een instantie voor de vertegenwoordiging van merkhouders en vertegenwoordigt tien merkhouders. Verweerder heeft websites op zijn naam geregistreerd, waarop onlinewinkels onrechtmatig goederen te koop aanbieden die zijn voorzien van met merken identieke tekens. [...]

 

Met de eerste prejudiciële vraag wordt beoogd toelichting te krijgen bij de uitlegging van artikel 4c van richtlijn 2004/48 en de verenigbaarheid ervan met het nationale recht. Hier dient te worden nagegaan of de lidstaten uit hoofde van artikel 4c van richtlijn 2004/48 verplicht zijn om instanties voor het collectieve beheer van intellectuele-eigendomsrechten die merkhouders vertegenwoordigen, te erkennen als personen die bevoegd zijn om ter verdediging van de rechten van merkhouders in eigen naam rechtsmiddelen aan te wenden. Met de tweede vraag wenst de verwijzende rechter opheldering te verkrijgen over de vraag of de door verzoekster ingestelde vorderingen kunnen worden toegewezen. [...]

 

Prejudiciële vragen: 

1) Moet artikel 4, onder c), van richtlijn 2004/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten aldus worden uitgelegd dat de lidstaten verplicht zijn om instanties voor het collectieve beheer van intellectuele-eigendomsrechten die rechten van merkhouders beheren, te erkennen als personen die bevoegd zijn om ter verdediging van de rechten van merkhouders in eigen naam rechtsmiddelen aan te wenden en ter handhaving van de rechten van merkhouders in eigen naam een vordering bij de rechter in te stellen? 

 

2) Moeten de artikelen 12, 13 en 14 van richtlijn 2000/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2000 betreffende bepaalde juridische aspecten van diensten van de informatiemaatschappij, met name elektronische handel, op de interne markt (richtlijn betreffende elektronische handel) aldus worden uitgelegd dat ook een dienstverlener wiens dienst bestaat in de registratie van IP-adressen, waardoor het mogelijk wordt IP-adressen anoniem te koppelen aan domeinen en deze IP-adressen te verhuren, moet worden aangemerkt als dienstverlener in de zin van deze bepalingen, op wie de in die bepalingen geregelde uitzonderingen op de aansprakelijkheid van toepassing zijn?"

 

Lees hier meer.