Prejudiciële vragen over het onderscheidende vermogen van een merk

02-11-2018 Print this page
B915543

Zaak C-541/18 Deutsches Patent- und Markenamt. Prejudiciele vragen.

 

Merkenrecht. Uit de samenvatting van minbuza.nl: "De merkenafdeling van het Deutsche Patent- und Markenamt (Duits octrooi- en merkenbureau) heeft de aanvraag voor het woordmerk “ #darferdas? ” voor de waren van klasse 25 (kledingstukken, in het bijzonder T-shirts, schoeisel en hoofddeksels) afgewezen op grond dat het aangevraagde merk onderscheidend vermogen mist. De merkaanvrager heeft hierop beroep ingesteld, welke werd verworpen door het Bundespatentgericht. Met het cassatieberoep wil de merkaanvrager alsnog zijn inschrijvingsaanvraag geldend maken.

 

Of het cassatieberoep slaagt, hangt ervan af of artikel 3, lid 1, onder b), van de richtlijn aldus moet worden uitgelegd dat een teken onderscheidend vermogen bezit wanneer in de praktijk significante en evidente mogelijkheden bestaan om het als herkomstaanduiding van de waren of diensten te gebruiken, ook wanneer het niet om de meest waarschijnlijke gebruiksvorm van het teken gaat. Alvorens op het cassatieberoep uitspraak wordt gedaan, is de Senat van oordeel dat de behandeling van de zaak moet worden geschorst en het Hof moet worden verzocht om een prejudiciële beslissing.

 

[...]


Prejudiciële vragen:

1. Heeft een teken onderscheidend vermogen wanneer in de praktijk significante en evidente mogelijkheden bestaan om het als herkomstaanduiding van de waren of diensten te gebruiken, ook wanneer het daarbij niet om de meest waarschijnlijke gebruiksvorm van het teken gaat?"

 

Lees hier mee