Rechterlijke bevoegdheid grensoverschrijdend octrooi-inbreukverbod

29-03-2012 Print this page

B9 11020. HvJ EU 29 maart 2012, conclusie A-G in zaak C-616/10 Solvay tegen Honeywell.

Octrooirecht. "De zeer specifieke vragen van de verwijzende rechter resumeren een aantal van de voornaamste problemen  die de toepassing van deze verordening op grensoverschrijdende geschillen betreffende Europese octrooien aan de orde stelt, en bieden het Hof dan ook de gelegenheid tot verduidelijking van zijn belangrijkste arresten betreffende de artikelen 6, punt 1, 22, punt 4, en 31 van verordening nr. 44/2001."

 

De Haagse rechter is volgens de AG bevoegd kennis te nemen van het geschil tussen het Belgische Solvay en Honeywell (met drie vennootschappen gevestigd in Nederland en Belgie). Artikel 6 punt 1 van Verordening 44/2001 is van toepassing op een procedure ter zake van inbreuk op een Europees octrooi waarin meerdere, in verschillende verdragsluitende staten gevestigde vennootschappen zijn betrokken, wanneer de vorderingen elk afzonderlijk handelingen betreffen die in dezelfde lidstaat zijn verricht en inbreuk maken op hetzelfde nationale deel van een Europees octrooi waarop hetzelfde rechtstelsel van toepassing is.

Uit artikel 22 punt 4 van Verordening 44/2001 volgt dat de hierin vervatte exclusieve bevoegdheidsregel niet van toepassing is wanneer de vraag naar de geldigheid van een octrooi enkel in een incidentele procedure wordt opgeworpen, voor zover de eventuele in die procedure te nemen beslissing geen definitieve gevolgen sorteert. Zie eerdere discussie B9 10097 en B9 10089.

 

De A-G concludeert:

56. Bijgevolg geef ik het Hof in overweging de prejudiciële vragen van de Rechtbank ’s-Gravenhage te beantwoorden door voor recht te verklaren:


1) Primair:

a) Artikel 6, punt 1, van verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, moet aldus worden uitgelegd dat het van toepassing is op een procedure ter zake van inbreuk op een Europees octrooi waarin meerdere, in verschillende verdragsluitende staten gevestigde vennootschappen zijn betrokken, wanneer de vorderingen elk afzonderlijk handelingen betreffen die in dezelfde lidstaat zijn verricht en inbreuk maken op hetzelfde nationale deel van een Europees octrooi waarop hetzelfde rechtstelsel van toepassing is.

b) Artikel 22, punt 4, van verordening nr. 44/2001 moet aldus worden uitgelegd dat de hierin vervatte exclusievebevoegdheidsregel niet van toepassing is wanneer de vraag naar de geldigheid van een octrooi enkel in een incidentele procedure wordt opgeworpen, voor zover de eventuele in die procedure te nemen beslissing geen definitieve gevolgen sorteert.

2) Subsidiair:

Artikel 31 van verordening nr. 44/2001 moet aldus worden uitgelegd dat een nationale rechter niet bevoegd is een voorlopige maatregel toe te staan die geen effect op zijn grondgebied sorteert, hetgeen aan hem is om te bepalen.

 

Lees de conclusie hier.