Artikel IV

Print this page

  weegschaal.png

 

1. De duur van de bescherming van een werk wordt geregeld, overeenkomstig het bepaalde in artikel II en het onderhavige artikel, door de wet van de Verdragsluitende Staat waar de bescherming wordt gevorderd.


2.
(a) De duur van de bescherming der uit hoofde van deze Conventie beschermde werken mag niet korter zijn dan het leven van de auteur en 25 jaren na zijn dood. Nochtans is elke Verdragsluitende Staat die, op de datum van de inwerkingtreding van deze Conventie voor zijn gebied, deze tijdsduur voor bepaalde groepen van werken heeft beperkt tot een tijdvak gerekend van de eerste publikatie van het werk af, bevoegd deze uitzonderingen te handhaven of deze uit te breiden tot andere groepen. Voor al deze groepen mag de duur der bescherming niet korter zijn dan 25 jaren sedert de dag der eerste publikatie.
(b) Elke Verdragsluitende Staat die, op de datum van de inwerkingtreding van deze Conventie voor zijn gebied, de berekening van de duur der bescherming niet baseert op het leven van de auteur, is bevoegd om de duur der bescherming te berekenen sedert de datum der eerste publikatie van het werk, respectievelijk sedert de aan de publikatie voorafgaande inschrijving van het werk, met dien verstande dat de duur der bescherming niet korter mag zijn dan 25 jaren te rekenen vanaf de dag der eerste publikatie, respectievelijk te rekenen vanaf de aan de publikatie voorafgaande inschrijving van het werk.
(c) Indien de wetgeving van een Verdragsluitende Staat voorziet in twee of meer achtereenvolgende tijdvakken van bescherming, mag de duur van het eerste tijdvak niet korter zijn dan de duur van een der minimumtijdvakken bepaald in de letters (a) en (b) hierboven.


3. De bepalingen van het tweede lid zijn niet van toepassing op fotografische werken, noch op werken van toegepaste kunst. Echter mag in de Verdragsluitende Staten die fotografische werken en, als kunstwerken, werken van toegepaste kunst beschermen, de duur der bescherming van deze werken niet korter zijn dan tien jaar.

 

4.
(a) Geen Verdragsluitende Staat is gehouden de bescherming van een werk te verzekeren voor een langere duur dan die, welke voor de groep, waartoe het werk behoort, is vastgesteld bij de wet van de Verdragsluitende Staat waarvan de auteur onderdaan is, indien het een niet gepubliceerd werk betreft, en bij de wet van de Verdragsluitende Staat waar dat werk voor het eerst is gepubliceerd, indien het een gepubliceerd werk betreft.
(b) Voor de toepassing van letter (a) wordt, indien de wetgeving van een Verdragsluitende Staat voorziet in twee of meer achtereenvolgende tijdvakken van bescherming, de duur van de door deze Staat toegekende bescherming geacht te zijn de som van die tijdvakken. Indien echter om enigerlei reden een bepaald werk door bedoelde Staat gedurende het tweede of een der volgende tijdvakken niet wordt beschermd, zijn de andere Verdragsluitende Staten niet gehouden dat werk gedurende dat tweede of de eventuele volgende tijdvakken te beschermen.

 

5. Voor de toepassing van het vierde lid wordt het werk van een onderdaan van een Verdragsluitende Staat, dat voor het eerst is gepubliceerd in een niet-Verdragsluitende Staat, geacht voor het eerst te zijn gepubliceerd in de Verdragsluitende Staat waarvan de auteur onderdaan is.

 

6. Voor de toepassing van het vierde lid wordt, in geval van gelijktijdige publikatie in twee of meer Verdragsluitende Staten, het werk geacht voor het eerst te zijn gepubliceerd in de Staat die de kortste bescherming toekent. Elk werk, dat in twee of meer Verdragsluitende Staten is verschenen binnen dertig dagen na zijn eerste publikatie, wordt geacht gelijktijdig te zijn gepubliceerd in bedoelde Verdragsluitende Staten.