Gebruik volgens de eerlijke gebruiken in nijverheid en handel - algemeen

Print this page
Auteur:
Th.C.J.A. van Engelen, N.F. de Bruin

  naar IE-Beginselen   

 

 

Hof van Justitie EU

 

IEPT20240111, HvJEU, Inditex v Buongiorno 
zaraToegestaan verwijzend merkgebruik vereist dat gebruik van het merk nodig is om de bestemming van een door een derde op de markt gebrachte waar – een cadeaubon – aan te geven. Artikel 6(1)(c) van Merkenrichtlijn 2008/95 ziet enkel op het gebruik van het merk in het economische verkeer door een derde om overeenkomstig de eerlijke gebruiken in nijverheid en handel waren of diensten te identificeren of ernaar te verwijzen als die van de houder van dat merk wanneer een dergelijk gebruik van het merk nodig is om de bestemming van een door deze derde op de markt gebrachte waar of van een door hem aangeboden dienst aan te geven. Het is aan de nationale rechter om te bepalen of Buongiorno met haar gelanceerde reclamecampagne voor een abonnement op een van haar diensten waardoor kon worden deelgenomen aan een loterij met een „ZARA-cadeaubon” als een van de prijzen en waarbij de abonnee het teken „ZARA” zag verschijnen gebruikmaakt van het merk ZARA. 

 

IEPT20180530, HvJEU, Tsujimoto v EUIPO

Gebruik voornaam kan niet worden verboden mits eerlijk gebruikt. De omstandigheid dat de term “kenzo”, die deel uitmaakt van het merk KENZO ESTATE, de voornaam van rekwirant is, is immers niet relevant voor de vraag of het gebruik van deze term een geldige reden vormt in de zin van artikel 8, lid 5, van verordening nr. 207/2009, aangezien – zoals de advocaatgeneraal in punt 38 van haar conclusie in wezen opmerkt – het onderzoek van de afweging van de betrokken belangen geen afbreuk mag doen aan de wezenlijke functie van het oudere merk, die erin bestaat de herkomst van de waar te waarborgen

 

IEPT20151006, HvJEU, Ford v Wheeltrims

Aanbrengen merk en modelrechtelijke reparatieclausule. Fabrikant van reserveonderdelen en accessoires voor auto’s die zonder toestemming een merkteken op zijn waren aanbrengt, kan geen beroep doen op modelrechtelijke reparatieclausule ex artikel 14 Modellenrichtlijn en artikel 110 Gemeenschapsmodellenverordening. Genoemde bepalingen voorzien niet in afwijking van bepalingen uit Merkenrichtlijn en Gemeenschapsmerkenverordening. Nationale rechter kan het merkenrecht volgens vaste rechtspraak niet beperken op een wijze die verder gaat dan de beperkingen die voortvloeien uit de Merkenrichtlijn zelf.

 

IEPT20100708, HvJEU, Portakabin v Primakabin

Door artikel 5 verboden gebruik in het algemeen in strijd met eerlijke handelsgebruiken. Dat artikel 6 van richtlijn 89/104 aldus moet worden uitgelegd dat wanneer het gebruik door adverteerders van tekens die gelijk zijn aan of overeenstemmen met merken als zoekwoorden in het kader van een zoekmachineadvertentiedienst op internet kan worden verboden ingevolge artikel 5 van die richtlijn, deze adverteerders zich in het algemeen niet op de in dit artikel 6, lid 1, vermelde uitzondering kunnen beroepen om aan dat verbod te ontkomen. De nationale rechter dient echter na te gaan of er, gelet op de omstandigheden van de zaak, inderdaad geen gebruik in de zin van artikel 6, lid 1, sub b of c, is geweest dat kan worden beschouwd als gebruik volgens de eerlijke gebruiken in nijverheid en handel.

 

IEPT20070911, HvJEG, Céline

Relevante factoren voor eerlijk gebruik. Bij de beoordeling van de inachtneming van dit vereiste van eerlijk gebruik moet rekening worden gehouden met de mate waarin het gebruik van de naam van de derde door het betrokken publiek of althans een aanzienlijk deel daarvan wordt begrepen als aanwijzing voor het bestaan van een verband tussen de waren of de diensten van de derde en de houder van het merk of een persoon die toestemming heeft voor het gebruik van het merk, alsook met de mate waarin de derde zich daarvan bewust had moeten zijn. Voorts moet bij deze beoordeling rekening worden gehouden met de omstandigheid dat het een merk betreft dat in de lidstaat waar het is ingeschreven en waar bescherming ervan wordt gevraagd, een zekere bekendheid geniet, waaruit de derde voordeel zou kunnen trekken om zijn waren of zijn diensten in de handel te brengen (IEPT20041116).

 

IEPT20070125, HvJEG, Opel

Gebruik moet een kenmerk van de waar aanduiden''''. Wanneer een merk met name voor auto’s is ingeschreven, het aanbrengen door een derde, zonder toestemming van de merkhouder, van een aan dat merk gelijk teken op schaalmodellen van voertuigen van dat merk om deze voertuigen getrouw na te bootsen, en het in de handel brengen van deze schaalmodellen geen gebruik vormen van een aanduiding inzake een kenmerk van deze schaalmodellen, in de zin van artikel 6, lid 1, sub b, van de richtlijn.

 

IEPT20060223, HvJEG, Siemens v VIPA

Toeschrijven reputatie. Nagegaan moet evenwel word''''en of het gebruik van dit kernelement bij het publiek waarop de reclame van VIPA is gericht, associaties kan wekken tussen de fabrikant van de betrokken besturingssystemen en hun aanvullende componenten en de concurrerende leverancier, doordat dit publiek de reputatie van de producten van deze fabrikant gaat toeschrijven aan de producten van de concurrerende leverancier.

 

IEPT20050317, HvJEG, Gillette v LA Laboratories

Bestemmingsaanduiding. Het gebruik van het merk door een derde die niet de houder van het merk is, is nodig om de bestemming van een door deze derde in de handel gebracht product aan te geven, wanneer een dergelijk gebruik in de praktijk het enige middel is om het publiek begrijpelijke en volledige informatie te verstrekken over deze bestemming teneinde het stelsel van onvervalste ''''mededinging op de markt van dit product te vrijwaren. Het gebruik van het merk is met name niet in overeenstemming met de eerlijke gebruiken in nijverheid en handel wanneer: (i) het merk aldus wordt gebruikt dat de indruk kan ontstaan dat er een commerciële band tussen de derde en de merkhouder bestaat; (ii) dit gebruik de waarde van het merk aantast doordat ongerechtvaardigd voordeel wordt getrokken uit het onderscheidend vermogen of de reputatie ervan; (iii) de goede naam van dit merk wordt geschaad of kleinerende uitlatingen over dit merk worden gedaan, (iv) of de derde zijn product voorstelt als een imitatie of namaak van het product voorzien van het merk waarvan hij niet de houder is.

 

IEPT20041116, HvJEG, Anheuser Busch

Gebruik teken ter aanduiding handelsnaam. De in artikel 17 van de TRIPs-overeenkomst bedoelde uitzonderingen hebben met name tot doel, de derde toe te staan om ter aanduiding van zijn handelsnaam gebruik te maken van een teken dat gelijk is aan of overeenstemt met het merk, op voorwaarde evenwel dat dit gebruik strookt met de eerlijke gebruiken in nijverheid en handel.

 

IEPT20040107, HvJEG, Gerolsteiner Brunnen v Putsch

Enkel auditief verwarringsgevaar volstaat niet voor afwijzen eerlijk gebru''''ik. Het enkele feit dat er auditief verwarringsgevaar bestaat tussen een in een lidstaat ingeschreven woordmerk en een aanduiding van de plaats van herkomst in een andere lidstaat volstaat bijgevolg niet om te besluiten dat het gebruik van deze aanduiding in het economisch leven niet in overeenstemming is met de eerlijke gebruiken. De nationale rechter dient over te gaan tot een algemene beoordeling van alle relevante omstandigheden.

 

IEPT20020514, HvJEG, Hölterhoff v Freiesleben

Eerlijk gebruik bij aanduiding van eigenschappen van de waar indien duidelijk is dat de waar uit eigen productie afkomstig is. Een merkhouder kan zich niet op zijn uitsluitend recht beroepen wanneer een derde in het kader van een handelstransactie duidelijk maakt dat de waar uit eigen productie afkomstig is en hij het betrokken merk uitsluitend gebruikt ter aanduiding van de bijzondere eigenschappen van de door hem aangeboden waar - in dit geval de slijpvorm van een edelsteen - zodat het uitgesloten is dat het gebruikte merk in het economisch verkeer als een aanduiding van herkomst uit een bepaalde onderneming wordt opgevat. 

 

IEPT20011025, HvJEG, Toshiba v Katun

Toeschrijven reputatie. Voorzover de artikelnummers (OEM-artikelnummers) van een fabrikant van apparaten op zich een onderscheidend kenmerk vormen, het gebruik van deze nummers in de catalogi van een concurrerende leverancier laatstgenoemde slechts de mogelijkheid biedt oneerlijk voordeel te halen uit de bekendheid daarvan wanneer de vermelding van deze nummers tot gevolg heeft dat de doelgroep van de reclame de fabrikant waarvan de producten zijn geïdentificeerd, associeert met de concurrerende leverancier in die zin dat deze doelgroep de reputatie van de producten van de fabrikant gaat toeschrijven aan de producten van de concurrerende leverancier.

 

IEPT19901017, HvJEG, Hag II

Merkrecht als essentieel onderdeel van een stelsel van onvervalste mededinging. Het merkrecht is een essentieel onderdeel van het stelsel van onvervalste mededinging, dat het verdrag wil vestigen en handhaven. In een dergelijk systeem moeten de ondernemingen hun clientèle door de kwaliteit van hun produkten of diensten aan zich kunnen binden, hetgeen slechts mogelijk is wanneer er onderscheidene tekens bestaan, met behulp waarvan die produkten en diensten kunnen worden geïdentificeerd. Om deze rol te kunnen vervullen, dient het merk de waarborg te bieden, dat alle met dat merk voorziene produkten zijn vervaardigd onder controle van een en dezelfde onderneming die verantwoordelijk kan worden gehouden voor de kwaliteit ervan.

 

IEPT19990504, HvJEG, Windsurfing Chiemsee

Vrijhoudingsbelang. Daarmee streeft artikel 3, lid 1, sub c, van de richtlijn een doel van algemeen belang na: tekens of benamingen die de categorieën van waren of diensten beschrijven waarvoor de inschrijving wordt aangevraagd, moeten door eenieder ongestoord kunnen worden gebruikt, ook als collectieve merken of in samengestelde of grafische merken. 

 

IEPT19990223, HvJEG, BMW v Deenik

Eerlijk gebruik merk BMW bij gebruik door niet erkende dealer voor reparatie en onderhoud BMW’s. ''''Garagehouder Deenik richt zich - hoewel hij niet is aangesloten bij het dealernet van BMW - op de verkoop van tweedehands BMW’s en de reparatie daarvan. Het geschil betreft de vraag in hoeverre Deenik gebruik mag maken van het merk BMW in zijn reclame-uitingen. Wat deze aankondigingen betreft moet worden onderzocht of het gebruik van het merk gerechtvaardigd kan zijn krachtens artikel 6 lid 1 sub c, dat bepaalt dat de merkhouder een derde het gebruik van zijn merk niet kan verbieden wanneer dit nodig is om de bestemming van een product of dienst aan te geven - met name als accessoire of onderdeel - voor zover er sprake is van gebruik volgens de eerlijke gebruiken in nijverheid en handel. Net als bij het gebruik van een merk om de auto’s aan te duiden waarop een niet-origineel onderdeel past, vindt het betrokken gebruik plaats om de producten te identificeren die het object van de verleende dienst zijn. Het gebruik is bovendien noodzakelijk om de bestemming van de dienst aan te geven. Een ondernemer kan deze informatie in de praktijk namelijk niet aan zijn klanten meedelen zonder het BMW-merk te gebruiken. 

 

IEPT19971104, HvJEG, Dior v Evora

Conform loyaliteitsverplichting wederverkoper.''''Wederverkoper mag niet deloyaal handelen tegenover de gerechtvaardigde belangen van de merkhouder en moet trachten te voorkomen dat zijn reclame de waarde van het merk aantast doordat zij de allure, het prestigieuze imago en de luxueuze uitstraling van de betrokken producten schaadt.

 

Hoge Raad

 

IEPT20231027, HR, Jiskefet v Noblesse

Strijd met eerlijke gebruiken is een beperking van het merkrecht. Omdat het hof oordeelde dat Noblesse geen inbreuk op merkrecht maakte, kwam het hof niet toe aan het beroep op strijd met eerlijke gebruiken in nijverheid en handel, omdat artikel 2.23(1) BVIE) de rechten van merkhouder beperkt, niet uitbreidt.

 

IEPT20210108, HR, Infineon v NXP

Van belang hoe het relevante publiek de uiting opvat.''''Voor de vraag of verwijzend gebruik van het Mifare-teken (‘Mifare compatible’) in overeenstemming is met de eerlijke gebruiken in nijverheid en handel is van belang hoe het relevante publiek de uiting zal opvatten. Of de aanduiding ‘technisch juist’ is in de door het hof bedoelde zin is niet zonder meer beslissend. Hof heeft onvoldoende gemotiveerd dat de juistheid van de aanduiding ‘Mifare compatible’ niet is komen vast te staan. Dat voor communicatie tussen bepaalde kaartlezers van NXP en de kaartchips van Infineon een add-on vereist is, leidt niet zonder meer tot het niet ‘Mifare compatible’ zijn van kaartchips.

 

Rechtbank

 

IEPT20230614, Rb Den Haag, Hennessy v Loendersloot

Merkgebruik in stukken voor zakelijk gebruik en advertenties: dat dit, anders dan Hennessy c.s. lijkt aan te nemen, niet als inbreukmakend kwalificeert wanneer sprake is van gebruik voor zuiver beschrijvende doeleinden, zoals in prijslijsten en dergelijke. Gebruik voor reclamedoeleinden (in verband met wederverkoop of vergelijkende reclame) is eveneens geoorloofd, tenzij het gebruik afbreuk kan doen aan één van de functies van merken. Merkgebruik en opslag. Degene die voor een ander waren opslaat die inbreuk maken op een merkrecht, maakt niet zelf merkinbreuk omdat hij of zij deze waren niet in voorraad houdt met het oogmerk om deze zelf aan te bieden of in de handel te brengen (artikel 9(3)(b) UMeV.