Artikel 9

Print this page

  weegschaal.png

 

1. Een ras van bij ministeriële regeling aan te wijzen landbouwgewassen wordt toegelaten indien het

a. blijkens technisch onderzoek voldoet aan de vereisten, bedoeld in artikel 35, eerste lid, onderdelen a en b, van de wet en

b. in stand wordt gehouden door degene, onderscheidenlijk degenen, die in verband met de aanvraag tot toelating zulks heeft, onderscheidenlijk hebben, verklaard.

 

2. In afwijking van het eerste lid is het vereiste, bedoeld in artikel 35, eerste lid, onderdeel b, van de wet niet van toepassing voor:

a. een ras van een grasgewas, waarvan het teeltmateriaal blijkens een verklaring van de aanvrager niet bestemd is voor de teelt van voedergewassen;

b. een ras, waarvan het teeltmateriaal bestemd is voor afzet in een lidstaat van de Europese Unie die dat ras mede op grond van zijn cultuur- en gebruikswaarde heeft toegelaten;

c. een ras dat uitsluitend bestemd is voor gebruik als kruisingspartner voor een hybride ras;

d. een ras, waarvan het teeltmateriaal blijkens een verklaring van de aanvrager bestemd is voor de afzet buiten het grondgebied van de Europese Unie.

 

3. Bij ministeriële regeling kunnen nadere voorwaarden worden gesteld aan de instandhouding, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b.

 

4. Bij ministeriële regeling kunnen nadere groepen van rassen worden vastgesteld, waarop de in het tweede lid bedoelde uitzondering van toepassing is.