Artikel 8

Print this page

  weegschaal.png

 

1. De bijzonderheden betreffende de relevante informatie die overeenkomstig artikel 14, lid 3, zesde streepje, van de basisverordening door de landbouwer aan de houder moet worden verstrekt, kunnen worden vastgesteld bij overeenkomst tussen de houder en de betrokken landbouwer.

2. Wanneer geen dergelijke overeenkomst is gesloten of wanneer ze niet van toepassing is, moet de landbouwer, onverminderd uit andere bepalingen van het Gemeenschapsrecht of uit de wetgeving van de Lid-Staten voortvloeiende verplichtingen tot het verstrekken van informatie, aan de houder op diens verzoek een verklaring afgeven die alle relevante informatie bevat. De volgende gegevens worden als relevant beschouwd:

a) de naam van de landbouwer, zijn huisadres en het adres van zijn bedrijf;

b) het feit of de landbouwer het oogstprodukt van een of meer rassen van de houder voor aanplanting in het veld op zijn bedrijf heeft gebruikt;

c) in het geval van een zodanig gebruik door de landbouwer, de hoeveelheid oogstprodukt van het ras of de rassen in kwestie die de landbouwer overeenkomstig artikel 14, lid 1, van de basisverordening heeft gebruikt;

d) in hetzelfde geval, de naam en het adres van de persoon of personen die voor hem een dienst, bestaande in de verwerking van het betrokken oogstprodukt voor aanplanting, heeft of hebben verricht;

e) indien de overeenkomstig het bepaalde onder b), c) of d) verkregen informatie niet overeenkomstig het bepaalde in artikel 14 kan worden bevestigd, de gebruikte hoeveelheid in licentie geproduceerd teeltmateriaal van de betrokken rassen, alsmede de naam en het adres van de leverancier of leveranciers daarvan; en

f) in het geval van een landbouwer die zich op het bepaalde in artikel 116, lid 4, tweede streepje, van de basisverordening beroept, het feit of hij reeds zonder betaling van een vergoeding het betrokken ras voor het in artikel 14, lid 1, van de basisverordening omschreven doel heeft gebruikt en, zo ja, vanaf wanneer.

3. De in lid 2, onder b), c), d) en e), bedoelde informatie moet betrekking hebben op het lopende verkoopseizoen en op een of meer van de voorgaande drie verkoopseizoenen, waarvoor de houder nog niet eerder overeenkomstig het bepaalde in lid 4 of lid 5 een verzoek om informatie heeft gedaan.

Het eerste verkoopseizoen waarop de informatie betrekking moet hebben, is echter dat waarin het eerste dergelijke verzoek met betrekking tot het ras of de rassen in kwestie en de betrokken landbouwer werd gedaan, mits de houder passende maatregelen had getroffen om ervoor te zorgen dat de landbouwer bij het verkrijgen van teeltmateriaal van het ras of de rassen vóór of in die tijd tenminste op de hoogste was van het feit dat een aanvraag om verlening van een communautair kwekersrecht was ingediend of dat een dergelijk recht was verleend, alsmede van de aan het gebruik van dat teeltmateriaal verbonden voorwaarden.

In het geval van rassen die onder toepassing van het bepaalde in artikel 116 van de basisverordening vallen, en ten aanzien van landbouwers die gerechtigd zijn zich op het bepaalde in artikel 116, lid 4, tweede streepje, van de basisverordening te beroepen, is het eerste verkoopseizoen 2001/2002.

4. De houder moet in zijn verzoek zijn naam en adres, het ras of de rassen waarover hij informatie verlangt, en de referentie of referenties van het communautaire kwekersrecht of de communautaire kwekersrechten in kwestie vermelden. Indien de landbouwer dit verlangt, moet het verzoek schriftelijk geschieden en moet het bewijs van de hoedanigheid van houder worden geleverd. Onverminderd het bepaalde in lid 5, moet het verzoek rechtstreeks tot de betrokken landbouwer worden gericht.

5. Een verzoek dat niet rechtstreeks tot de betrokken landbouwer is gericht, wordt geacht aan het bepaalde in lid 4, derde zin, te voldoen, indien het met hun voorafgaande toestemming door bemiddeling van respectievelijk de volgende lichamen of personen aan landbouwers wordt toegezonden:

— organisaties van landbouwers of cooeperaties, wat betreft alle landbouwers die lid van de betrokken organisatie of cooeperatie zijn; of

— loonwerkers, wat betreft alle landbouwers voor wie zij in het lopende verkoopseizoen en in de voorgaande drie verkoopseizoenen, te beginnen met het in lid 3 bedoelde verkoopseizoen, een dienst, bestaande in de verwerking van het betrokken oogstprodukt voor aanplanting, hebben verricht; of

— leveranciers van in licentie geproduceerd teeltmateriaal van rassen van de houder, wat betreft alle landbouwers aan wie zij in het lopende verkoopseizoen en in de voorgaande drie verkoopseizoenen, te beginnen met het in lid 3 bedoelde verkoopseizoen, dergelijk teeltmateriaal hebben geleverd.

6. In een verzoek dat overeenkomstig het bepaalde in lid 5 geschiedt, behoeven geen individuele landbouwers te worden vermeld. De organisaties, cooeperaties, loonwerkers of leveranciers kunnen door de betrokken landbouwers worden gemachtigd de vereiste informatie aan de houder te bezorgen.