Artikel 4

Print this page

  weegschaal.png

 

1. De uit het bepaalde in artikel 14 van de basisverordening voortvloeiende machtiging en verplichtingen van de landbouwer, zoals in deze verordening of in krachtens deze verordening vastgestelde bepalingen nader omschreven, zijn niet vatbaar voor overdracht aan anderen. In geval van overdracht van het bedrijf van de landbouwer behoren ze evenwel tot de bevoegdheden en verplichtingen waarop deze overdracht betrekking heeft, tenzij, wat de verplichting tot betaling van de in artikel 5 bedoelde billijke vergoeding betreft, in de akte van overdracht van het bedrijf anders is bepaald. De overdracht van de machtiging en verplichtingen vindt op hetzelfde ogenblik plaats als de overdracht van het bedrijf.

2. Onder „eigen bedrijf” in de zin van artikel 14, lid 1, van de basisverordening wordt elk bedrijf of gedeelte van een bedrijf verstaan, dat de landbouwer daadwerkelijk voor de teelt van gewassen exploiteert, hetzij als eigendom, hetzij anderszins in eigen naam en voor eigen rekening, met name op grond van een pachtovereenkomst. De vervreemding van een bedrijf of gedeelte van een bedrijf met het oog op de exploitatie daarvan door anderen wordt als een overdracht in de zin van lid 1 beschouwd.

3. De persoon of personen aan wie het bedrijf in eigendom toebehoort op het ogenblik waarop nakoming van een verplichting wordt geëist, wordt of worden geacht de landbouwer te zijn, tenzij hij bewijst of zij bewijzen dat een andere persoon de landbouwer is die overeenkomstig het bepaalde in de leden 1 en 2 de verplichting moet nakomen.