Artikel 154

Print this page

1. Internationale inschrijvingen met aanduiding van de Unie, worden op dezelfde wijze als Uniemerkaanvragen onderworpen aan een onderzoek met betrekking tot hun overeenstemming met artikel 28, leden 2 tot en met 4, en de absolute weigeringsgronden.


2. Wanneer een internationale inschrijving met aanduiding van de Unie ingevolge artikel 28, lid 4, of artikel 37, lid 1, van deze verordening niet in aanmerking blijkt te komen voor bescherming van alle of een deel van de waren en diensten waarvoor het door het Internationaal Bureau is ingeschreven, zendt het Bureau ambtshalve een voorlopige kennisgeving van weigering aan het Internationaal Bureau, overeenkomstig artikel 5, leden 1 en 2, van het Protocol van Madrid.


3. Wanneer de houder van een internationale inschrijving overeenkomstig artikel 92, lid 2, gehouden is zich voor het Bureau te doen vertegenwoordigen, bevat de in lid 2 van dit artikel bedoelde kennisgeving een verzoek om een gemachtigde aan te wijzen als bedoeld in artikel 93, lid 1.


4. De kennisgeving van voorlopige weigering wordt met redenen omkleed, en voorziet in een termijn waarbinnen de houder van de internationale inschrijving zijn opmerkingen kan indienen en, in voorkomend geval, een gemachtigde aanwijst. De termijn gaat in op de datum waarop het Bureau de voorlopige weigering publiceert.


5. Wanneer het Bureau vaststelt dat in de internationale aanvraag met aanduiding van de Unie geen tweede taal is aangegeven overeenkomstig artikel 161 ter van deze verordening, zendt het Bureau overeenkomstig artikel 5, leden 1 en 2, van het Protocol van Madrid ambtshalve een voorlopige kennisgeving van weigering aan het Internationaal Bureau.


6. Indien de houder van een internationale inschrijving de redenen om bescherming te weigeren niet binnen de termijn weerlegt of, in voorkomend geval, geen gemachtigde of geen tweede taal aanwijst, weigert het Bureau de bescherming geheel of gedeeltelijk voor de waren en diensten waarvoor de internationale inschrijving is gedaan. De weigering van bescherming treedt in de plaats van de afwijzing van een aanvraag voor een Uniemerk. Tegen de beslissing kan beroep worden ingesteld overeenkomstig de artikelen 58 tot en met 65.


7. Wanneer het Bureau bij het begin van de oppositietermijn bedoeld in artikel 156, lid 2, niet ambtshalve een voorlopige kennisgeving van weigering heeft gedaan overeenkomstig lid 2 van dit artikel, zendt het een verklaring aan het Internationaal Bureau, waarin wordt aangegeven dat het onderzoek van de absolute weigeringsgronden overeenkomstig artikel 37 van de verordening is voltooid, maar dat tegen de internationale inschrijving nog oppositie kan worden ingesteld of opmerkingen kunnen worden ingediend door derden. Deze tussentijdse verklaring doet geen afbreuk aan het recht van het Bureau om vóór de definitieve verklaring waarin de bescherming wordt toegekend op eigen initiatief het onderzoek van de absolute weigeringsgronden te heropenen.


8. De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast met betrekking tot de nadere gegevens die moeten worden opgenomen in de van ambtswege aan het Internationaal Bureau te zenden kennisgeving van voorlopige weigering van bescherming en in de definitieve kennisgevingen die in verband met de definitieve toekenning of weigering van bescherming aan het Internationaal Bureau dienen te worden gezonden. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 163, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.