Artikel 128

Print this page

1. Het Bureau wordt beheerd door de uitvoerend directeur. De uitvoerend directeur legt verantwoording af aan de raad van bestuur.

2. Onverminderd de bevoegdheden van de Commissie, de raad van bestuur en het Begrotingscomité, is de uitvoerend directeur onafhankelijk bij de uitvoering van zijn taken en vraagt noch aanvaardt hij instructies van een regering of andere instantie.

3. De uitvoerend directeur vertegenwoordigt het Bureau in rechte.


4. De uitvoerend directeur vervult in het bijzonder de volgende functies, die kunnen worden gedelegeerd:
a) hij neemt alle nodige maatregelen, zoals het vaststellen van interne administratieve instructies en bekendmaken van mededelingen, om de werking van het Bureau te waarborgen;
b) hij voert de besluiten van de raad van bestuur uit;
c) hij stelt een ontwerp van het jaarlijks werkprogramma op, met een raming van de personele en financiële middelen voor elke activiteit, en legt het na raadpleging van de Commissie voor aan de raad van bestuur;
d) hij legt overeenkomstig artikel 123 quater, lid 2, voorstellen aan de raad van bestuur voor;
e) hij stelt een ontwerp van het strategisch meerjarenprogramma op, met de strategie voor internationale samenwerking van het Bureau, en legt het voor aan de raad van bestuur, na raadpleging van de Commissie en overleg met de bevoegde commissie van het Europees Parlement;
f) hij voert het jaarlijks werkprogramma en het strategisch meerjarenprogramma uit, en brengt hierover verslag uit aan de raad van bestuur;
g) hij stelt het jaarverslag over de werkzaamheden van het Bureau op en legt het ter goedkeuring voor aan de raad van bestuur;
h) hij stelt een ontwerp van meerjarenplan inzake personeelsbeleid op en legt het na raadpleging van de Commissie voor aan de raad van bestuur;
i) hij stelt een actieplan op voor de opvolging van de conclusies van de interne of externe auditverslagen en evaluaties alsmede van de onderzoeken van OLAF, en legt de Commissie en de raad van bestuur tweemaal per jaar een voortgangsverslag voor;
j) hij beschermt de financiële belangen van de Unie door toepassing van maatregelen ter voorkoming van fraude, corruptie en andere onwettige activiteiten, door middel van effectieve controles en, indien onregelmatigheden worden vastgesteld, door ten onrechte betaalde bedragen terug te vorderen en, indien nodig, door doeltreffende, evenredige en afschrikkende administratieve en financiële sancties op te leggen;
k) hij stelt ten behoeve van het Bureau een strategie ter bestrijding van fraude op, die hij ter goedkeuring aan het Begrotingscomité voorlegt;
l) om de eenvormige toepassing van de verordening te verzekeren, legt hij, wanneer passend, aan de uitgebreide kamer van beroep, („de grote kamer”), rechtsvragen voor, in het bijzonder indien de kamers van beroep ter zake onderling afwijkende beslissingen hebben genomen;
m) hij stelt de raming van ontvangsten en uitgaven van het Bureau op en voert de begroting uit;

5. De uitvoerend directeur wordt bijgestaan door één of meer plaatsvervangend uitvoerend directeurs. Bij afwezigheid of verhindering van de uitvoerend directeur wordt deze vervangen door de plaatsvervangend uitvoerend directeur of een van de plaatsvervangend uitvoerend directeurs volgens de door de raad van bestuur vastgestelde procedure.