Artikel 22 bis

Print this page

1. Artikel 17, leden 5 bis en 5 ter, en de daaruit voortvloeiende voorschriften, en artikel 17, lid 5 quater, zijn van overeenkomstige toepassing op de inschrijving van een zakelijk recht of de overgang van een zakelijk recht als bedoeld in artikel 19, lid 2, de gedwongen tenuitvoerlegging als bedoeld in artikel 20, lid 3, de betrokkenheid bij insolventieprocedures als bedoeld in artikel 21, lid 3, en de inschrijving of overgang van een licentie als bedoeld in artikel 22, lid 5, onder de volgende voorwaarden:

a) de voorwaarde met betrekking tot de identificatie van de waren en diensten waarop de overgang betrekking heeft, geldt niet voor een aanvraag om inschrijving van een zakelijk recht, een gedwongen tenuitvoerlegging of een insolventieprocedure;
b) de voorwaarde met betrekking tot de documenten waaruit de overgang blijkt, geldt niet wanneer de aanvraag wordt ingediend door de houder van het Uniemerk.

 

2. De aanvraag om inschrijving van de rechten als bedoeld in lid 1, wordt geacht niet te zijn ingediend zolang de vereiste taks niet is betaald.

 

3. De aanvraag om inschrijving van een licentie kan een verzoek tot inschrijving in het register bevatten als één of meer van de volgende licenties:

a)een exclusieve licentie;
b) een onderlicentie indien de licentie wordt verleend door een licentiehouder wiens licentie in het register is ingeschreven;
c) een licentie die beperkt is tot een deel van de waren of diensten waarvoor het merk ingeschreven is;
d) een licentie die beperkt is tot een deel van de Unie;
e) een tijdelijke licentie.
Indien een verzoek tot inschrijving van de licentie als licentie die vermeld wordt in de eerste alinea, onder c), d) en e), wordt ingediend, moeten in de aanvraag om inschrijving de waren en diensten, het deel van de Unie en het tijdvak waarvoor de licentie wordt verleend, worden aangegeven.

 

4. Indien niet is voldaan aan de inschrijvingsvoorwaarden van de artikelen 19 tot en met 22, de leden 1 en 3 van het onderhavige artikel, en de andere op grond van deze verordening vastgestelde toepasselijke voorschriften, stelt het Bureau de aanvrager in kennis van de gebreken. Indien de gebreken niet binnen een door het Bureau gestelde termijn zijn verholpen, wijst het Bureau de aanvraag om inschrijving af.

 

5. De leden 1 en 3 zijn van overeenkomstige toepassing op Uniemerkaanvragen.