Artikel 144 ter

Print this page

1. In de in artikel 144 bis, lid 1, eerste alinea, bedoelde gevallen, is de datum waarop de betaling aan het Bureau wordt geacht te zijn verricht de datum waarop het bedrag van de storting of overschrijving daadwerkelijk op een bankrekening van het Bureau verschijnt.

2. Wanneer de in artikel 144 bis, lid 1, tweede alinea, bedoelde betalingsmethoden kunnen worden gebruikt, bepaalt de uitvoerend directeur de datum waarop deze betalingen worden geacht te zijn verricht.

3.  Indien, krachtens de leden 1 en 2, de betaling van een taks niet wordt geacht te zijn verricht vóór het verstrijken van de termijn, wordt aangenomen dat deze termijn toch in acht genomen is indien aan het Bureau het bewijs wordt geleverd dat degene die de betaling in een lidstaat heeft verricht binnen de gestelde termijn, wel degelijk een bankinstelling opdracht heeft gegeven om het bedrag van de betaling over te schrijven en een toeslag heeft betaald van 10 % op de betrokken taks of taksen, met een maximum van 200 EUR. Geen toeslag is verschuldigd indien de betrokken opdracht aan de bankinstelling uiterlijk tien dagen vóór het verstrijken van de betalingstermijn is gegeven.

 

4. Het Bureau kan de betaler verzoeken te bewijzen op welke datum de in lid 3 bedoelde opdracht aan de bankinstelling is gegeven en, indien nodig, de betrokken toeslag binnen een gegeven termijn te betalen. Indien die persoon hieraan geen gevolg geeft of het bewijs ontoereikend is of indien de vereiste toeslag niet tijdig wordt betaald, wordt de betalingstermijn geacht niet te zijn nageleefd.