Belgisch systeem van thuiskopieheffing strijdig met Auteursrechtrichtlijn

13-11-2015 Print this page
IEPT20151112, HvJEU, Hewlett-Packard v Reprobel

Voor begrip ‘billijke compensatie’ uit Auteursrechtrichtlijn dient onderscheid te worden gemaakt tussen reproductie door een willekeurige gebruiker en een natuurlijke persoon voor privégebruik zonder commercieel oogmerk. Auteursrechtrichtlijn verzet zich tegen regels die uitgevers van werken een billijke compensatie geven, zonder dat deze verplicht zijn om de auteurs aanspraak te laten maken op het gedeelte van de compensatie dat hun is ontzegd. Auteursrechtrichtlijn verzet zich ook tegen ongedifferentieerd systeem ter inning van billijke compensatie, ook wanneer deze ziet op inbreukmakende reproducties uit ongeoorloofde bronnen. Auteursrechtrichtlijn verzet zich tegen een systeem dat ter financiering van billijke compensatie twee vormen van vergoeding combineert, waarbij er een rust op de gegevensdrager en één een evenredige vergoeding betreft die na reproducties worden geïnd.

AUTEURSRECHT

Beantwoording prejudiciële vragen (Zie ook B912610), gesteld door het cour d'appel de Bruxelles. Hewlett-Packard importeert in België reprografische apparaten voor professioneel en thuisgebruik. Reprobel is de beheersvennootschap die in België belast is met de inning en de verdeling van de vergoedingen die de billijke compensatie vormen in het kader van de beperking voor reprografie. Reprobel heeft HewlettPackard laten weten dat zij in beginsel een vergoeding van 49,20 EUR verschuldigd was voor elke „multifunctionele” printer die zij verkocht. Er ontstaat vervolgens een geschil over dit tarief, waarna prejudiciële vragen zijn gesteld.

Het HvJEU beantwoordt deze vragen als volgt:

"1) Artikel 5, lid 2, onder a), en artikel 5, lid 2, onder b), van richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij moeten aldus worden uitgelegd dat met betrekking tot de daarin vermelde term „billijke compensatie” een onderscheid dient te worden gemaakt naargelang de reproductie op papier of een soortgelijke drager, met behulp van een fotografische techniek of een andere werkwijze die een soortgelijk resultaat oplevert, wordt gemaakt door een willekeurige gebruiker dan wel door een natuurlijke persoon voor privégebruik en zonder enig direct of indirect commercieel oogmerk.

2) Artikel 5, lid 2, onder a), en artikel 5, lid 2, onder b), van richtlijn 2001/29 verzetten zich tegen een nationale wettelijke regeling als die welke in het hoofdgeding aan de orde is, die de lidstaat toestaat om een gedeelte van de aan de rechthebbenden toekomende billijke compensatie toe te kennen aan de uitgevers van de door de auteurs gecreëerde werken, terwijl deze uitgevers niet verplicht zijn om de auteurs, zelfs maar indirect, aanspraak te laten maken op het gedeelte van de compensatie dat hun is ontzegd.

3) Artikel 5, lid 2, onder a), en artikel 5, lid 2, onder b), van richtlijn 2001/29 verzetten zich in beginsel tegen een nationale wettelijke regeling als die welke in het hoofdgeding aan de orde is, waarbij een ongedifferentieerd systeem ter inning van de billijke compensatie wordt ingevoerd dat ook reproducties van bladmuziek betreft. Ook verzetten deze bepalingen zich tegen een nationale wettelijke regeling als die welke in het hoofdgeding aan de orde is, waarbij een ongedifferentieerd systeem ter inning van de billijke compensatie wordt ingevoerd dat eveneens inbreukmakende reproducties betreft die zijn gemaakt uit ongeoorloofde bronnen.

4) Artikel 5, lid 2, onder a), en artikel 5, lid 2, onder b), van richtlijn 2001/29 verzetten zich tegen een nationale wettelijke regeling als die welke in het hoofdgeding aan de orde is, waarbij een systeem is ingevoerd dat ter financiering van de billijke compensatie voor de rechthebbenden twee vormen van vergoeding combineert, namelijk ten eerste een forfaitaire vergoeding die door de fabrikant, de invoerder of de intracommunautaire koper van apparaten waarmee beschermde werken kunnen worden gereproduceerd, wordt betaald vóór er enige reproductie plaatsvindt, namelijk op de datum waarop die apparaten op het nationale grondgebied in de handel worden gebracht, en ten tweede een evenredige vergoeding, die na het vervaardigen van de reproducties wordt geïnd, uitsluitend wordt berekend door het aantal vervaardigde kopieën te vermenigvuldigen met een bepaalde eenheidsprijs, en verschuldigd is door de natuurlijke of rechtspersonen die deze reproducties vervaardigen, voor zover:
– het bedrag van de forfaitaire vergoeding die vóór het maken van de reproductie wordt betaald, uitsluitend wordt berekend op basis van de snelheid waarmee de betrokken apparaten reproducties kunnen maken;
– het bedrag van de evenredige vergoeding die na het maken van de reproducties wordt geïnd, verschilt naargelang de vergoedingsplichtige al dan niet aan de inning van deze vergoeding heeft meegewerkt, en
– het gecombineerde systeem, in zijn geheel beschouwd, geen mechanismen – en met name geen terugbetalingsmechanismen – omvat die de complementaire toepassing van het criterium van de daadwerkelijke schade en het criterium van de forfaitair vastgestelde schade ten aanzien van de verschillende categorieën van gebruikers mogelijk maken."

IEPT20151112, HvJEU, Hewlett-Packard v Reprobel

(Curia-versie)