Inbreuk op octrooi en model van kaarthouder Secrid

10-05-2017 Print this page
IEPT20170501, Rb Den Haag, Secrid
(Met dank aan Roeland Grijpink & Rutger de Beer, HOYNG ROKH MONEGIER)

Door gedaagde verkochte kaarthouders en wallets maken inbreuk op octrooi Secrid: inbreukanalyse EP ‘922 niet besteden, voldoende aannemelijk dat gedaagde de door Secrid onderzochte kaarthouder en wallet heeft verhandeld, onvoldoende onderbouwd dat alle kenmerken van de door gedaagde verkochte kaarthouders voldoen aan de stand van de techniek en daarom geen inbreuk maken. Ook sprake van inbreuk op modelrecht: geldigheid model noch inbreuk voldoende betwist. Sprake van ongeoorloofde vergelijkende reclame door uitingen over gelijkwaardigheid van de producten.

 

OCTROOIRECHTMODELRECHT - RECLAMERECHT

 

Kort geding. Eiser Secrid is een bedrijf dat zich bezig houdt met het ontwerpen, ontwikkelen en verhandelen van portemonnees en aanverwante producten, die zij onder het merk SECRID op de markt brengt. Secrids productlijn omvat onder meer de Secrid Cardprotector en de Secrid Miniwallet. Eerstgenoemde (bovenin afbeelding) is een aluminium kaarthouder voor maximaal 6 kaarten van het standaard creditcardformaat, laatstgenoemde (onderin afbeelding) bevat daarnaast een lederen omhulsel en een uitvouwbare kunststof biljethouder waarmee extra ruimte wordt geboden voor briefgeld, visitekaartjes en bonnetjes. Gedaagde exploiteert een onderneming die zich bezighoudt met de verkoop van diverse producten op onder meer markten, braderieën en beurzen.  

 

Secrid stelt dat gedaagde kaarthouders en miniwallets verkoopt die inbreuk maken op haar octrooirechten, modelrechten en auteursrechten. Bovendien handelt gedaagde volgens Secrid onrechtmatig door haar ontwerpen slaafs na te bootsen en bij het aan de man brengen ervan onjuiste mededelingen te doen over de producten van Secrid.

 

Secrid heeft ten aanzien van het octrooi EP’922 met de titel “Holder for credit cards” een inbreukanalyse opgenomen in de dagvaarding. Deze analyse is door gedaagde niet bestreden. Het voornaamste verweer van gedaagde is dat de door Secrid onderzochte kaarthouder/wallet niet van hem afkomstig is. De voorzieningenrechter verwerpt dat verweer acht het op basis van onder meer overgelegde pinbonnen echter voldoende aannemelijk dat gedaagde de door Secrid onderzochte kaarthouder/wallet heeft verhandeld.

 

De voorzieningenrechter overweegt voorts dat voor zover gedaagde aanvoert dat de geanalyseerd kaarthouders voldoen aan de stand van de techniek en daarom geen inbreuk maken, dit verweer bij gebreke aan een deugdelijke toelichting moet worden verworpen. Er is volgens de voorzieningenrechter immers niet (onderbouwd) gewezen op enige voor de prioriteitsdatum van het octrooi bekende kaarthouder die alle kenmerken van de door gedaagde verhandelde kaarthouder in zich bergt. De door gedaagde ingebrachte opmerkingen dat de kaarthouder niet onder de beschermingsomvang van het octrooi valt, omdat deze is afgestemd op het standaard creditcard formaat en de aluminium behuizing reeds bekend was om skimmen te voorkomen, worden eveneens verworpen door de voorzieningenrechter nu niet onderbouwd is gesteld dat de overige kenmerken van de ingeroepen conclusies eveneens bekend waren.

 

In het kader van de modelrechten heeft gedaagde aangevoerd dat modelrecht geen bescherming van de aluminium behuizing die in de wallet wordt toegepast kan bieden (omdat dit technisch bepaald is en zo eerlijke concurrentie in de weg zou staan). Volgens de voorzieningenrechter geldt dat dit slechts één van de uiterlijke aspecten van het modelrecht is ("zo overigens al duidelijk genoeg zichtbaar in de afbeeldingen van het model") en heeft gedaagde voor het overige de geldigheid van noch inbreuk op het modelrecht betwist, zodat het verweer geen doel treft.

 

Naast bovengenoemde inbreuken op het octrooi- en modelrecht, verzet gedaagde zich tegen een tweetal uitingen: (i) “Het is gewoon hetzelfde materiaal, wat ik zeg. Exact hetzelfde, alleen het enige wat zij hebben is met verf hebben ze hier Figuretta of Secrid hebben ze erop gezet. Dat is het verschil.” en (ii) “Het komt allemaal uit China. Die van Secrid, en die van ons ook.”. Volgens Secrid zijn voornoemde uitingen onwaar en misleidend omdat gedaagde ten onrechte doet voorkomen alsof zijn kaarthouders en wallets gelijkwaardig zijn aan die van Secrid en het prijsverschil slechts gelegen zou zijn in het gebruik van de merknaam, terwijl haar producten in Nederland en van kwalitatief hoogwaardige materialen worden gemaakt. De stelling van Secrid dat hierdoor sprake is van ongeoorloofde vergelijkende reclame in de zin van art. 6:194a BW en een verbod rechtvaardigen is volgens de voorzieningenrechter onvoldoende bestreden.

 

Gegeven aangenomen voortdurende dreiging van octrooi- en modelrechtinbreuk is het gevorderde verbod daartoe volgens de voorzieningenrechter spoedeisend en kan het in kort geding worden toegewezen. Hetzelfde geldt voor het verbod tot ongeoorloofde vergelijkende reclame. Secrid heeft volgens de voorzieningenrechter echter niet aangevoerd welk spoedeisend belang zij bij deze stand van zaken zou hebben bij beoordeling van de door haar gestelde auteursrechtinbreuk en slaafse nabootsing, waardoor de vorderingen in zoverre worden afgewezen. Wel wordt de gevorderde afgifte van de kaarthouders, opgave van aantallen kaarthouders en naam- en adresgegevens van leveranciers, producenten en betrokken derden toegewezen. Al het bovenstaande onder toewijzing van een dwangsom van € 100 per betrokken product, of ter keuze van Secrid, € 1.000 per dag dat het toegewezene niet geheel en niet deugdelijk wordt nagekomen, met een maximum van € 100.000. Gedaagde wordt als grotendeels in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten. Nu Secrid onbestreden heeft gesteld dat de verdeling IE-OD in dit geding op 90:10 te waarderen is, gaat de voorzieningenrechter uit van deze verdeling waardoor de kosten aan de kant van Secrid worden begroot op een bedrag van in totaal € 21.825,66.  

 

IEPT20170501, Rb Den Haag, Secrid

 

ECLI:NL:RBDHA:2017:4450