Hoge onderhoudskosten vormen gegronde reden voor verwijdering kunstwerk door Gemeente

12-06-2017 Print this page
IEPT20170516, Hof Arnhem-Leeuwarden, Gemeente Groningen

Juiste maatstaf toegepast bij vraag of Gemeente Groningen bevoegdheid tot verwijding kunstwerk heeft misbruikt: sprake van misbruik indien Gemeente gelet op onevenredigheid tussen belang bij verwijdering en belang bij behoud kunstwerk niet in redelijkheid tot verwijdering had kunnen besluiten, geen zwaarwegend belang bij verwijdering vereist. Ten onrechte voorbij gegaan aan betwisting onderhoudskosten kunstwerk onder motivering dat Gemeente op grond van kort geding vonnis in redelijkheid tot verwijdering kon overgaan: miskend dat bodemrechter niet is gebonden aan vonnis kortgedingrechter en dat executie kort geding voor risico Gemeente komt. Dit kan echter niet leiden tot vernietiging vonnis nu Gemeente gegronde redenen had om tot verwijdering over te gaan: aannemelijk dat herstelkosten kunstwerk de realisatiekosten op korte termijn zouden passeren, door kunstenaar genoemde belangen hebben beperkte strekking, kunstwerk heeft niet altijd goed gefunctioneerd, onderdelen kunstwerk behouden en aan kunstenaar aangeboden, geen sprake van onzorgvuldig handelen of onvoldoende rekening houden met belangen kunstenaar.

 

MISBRUIK VAN BEVOEGDHEID

 

Hoger beroep tegen (IEPT20150401). Appellant is een kunstenaar die in opdracht van de Gemeente Groningen een kunstwerk heeft gemaakt. Het gaat om een visualisatie van een middeleeuwse stadsmuur en toegangspoort door middel van neonlicht, die in 2002 in werking is gesteld. Het kunstwerk bleek kwetsbaar en functioneerde niet altijd goed en heeft vanaf 2012 niet meer volledig gefunctioneerd. De gemeente heeft het kunstwerk na de uitkomst van een procedure in kort geding (zie IEPT20130517 en IEPT20131112) uiteindelijk verwijderd wegens de hoogte van de herstelkosten. De betreffende kunstenaar heeft hierop een bodemprocedure ingesteld om herstel van het kunstwerk te realiseren. De rechtbank heeft de vorderingen van de kunstenaar in eerste aanleg afgewezen (IEPT20150401).

 

Het hof Arnhem-Leeuwarden overweegt dat het juiste maatstaf is toegepast bij de beantwoording van de vraag of de Gemeente haar bevoegdheid tot verwijdering heeft misbruikt. Het hof stelt onder verwijzing naar het Jelles/Zwolle-arrest (IEPT20040206) dat van misbruik sprake is als de Gemeente niet naar redelijkheid tot haar besluit had kunnen komen gelet op de onevenredigheid tussen het belang bij verwijdering en het belang van de kunstenaar bij behoud van het kunstwerk. Het hof stelt dat hetgeen de rechtbank hieromtrent heeft overwogen te beschouwen is als een parafrase van het genoemde arrest.

 

Wel is de rechtbank volgens het hof ten onrechte aan de betwisting van de onderhoudskosten van het kunstwerk voorbij gegaan. Volgens het hof heeft de rechtbank geoordeeld dat de Gemeente aannemelijk heeft gemaakt dat de kosten die moeten worden gemaakt om het kunstwerk weer volledig werkend te maken en de redelijkerwijs in te schatten terugkerende onderhoudskosten aanzienlijk hoger zijn dan de realisatiekosten en dat de rechtbank echter aan de gemotiveerde betwisting van de kunstenaar voorbij kan worden gegaan omdat niet buiten beschouwing kan blijven dat in hoger beroep in kort geding is geoordeeld dat de Gemeente bevoegd is het kunstwerk te verwijderen  zodat de Gemeente na het wijzen van het kortgedingarrest naar redelijkheid kon besluiten het kunstwerk te verwijderen. Met dit oordeel heeft de rechtbank volgens het hof echter miskend dat de bodemrechter niet is gebonden aan het oordeel van de kortgedingrechter, dat degene die handelt op basis van de uitkomst van een kortgedingprocedure dat doet op eigen risico en dat bij voldoende gemotiveerde betwisting van de omvang van de realisatie-, herstel- en instandhoudingskosten van het kunstwerk niet mag worden uitgegaan van de door de Gemeente gestelde omvang.

 

Het bovenstaande leidt echter niet tot vernietiging van het vonnis van de rechtbank, omdat ook het hof uiteindelijk concludeert dat de financiële last van herstel en onderhoud voor de Gemeente in het licht van de door de kunstenaar aangevoerde belangen een gegronde reden vormen voor verwijdering van het kunstwerk. Het hof komt door deze conclusie mede omdat aannemelijk is dat de herstelkosten van het kunstwerk de realisatiekosten ervan op kort termijn zouden passeren, de door de kunstenaar genoemde belangen zich beperken tot het belang voor zijn oeuvre, reputatie en voor de geschiedenis van de stad en niet is gesteld dat met verwijdering een bepaalde stijl of richting verloren zou gaan voor het nationale erfgoed. Daarnaast weegt het hof mee dat het kunstwerk duur in onderhoud is en niet altijd hoed heeft gefunctioneerd. Bovendien heeft de gemeente de onderdelen van het kunstwerk behouden en aan de kunstenaar aangeboden en is niet gebleken dat sprake is van onzorgvuldig handelen of onvoldoende rekening houden met de belangen van de kunstenaar.

 

Het hof concludeert dat de Gemeente een gegronde reden had om tot verwijdering van het kunstwerk over te gaan, dat zij geen misbruik van haar bevoegdheid heeft gemaakt en dat zij ook niet anderszins onrechtmatig heeft gehandeld. Het vonnis wordt bekrachtigd.

 

IEPT20170516, Hof Arnhem-Leeuwarden, Gemeente Groningen

 

ECLI:NL:GHARL:2017:4136