Voorzitter CPVO mag na afloop technisch onderzoek ras nieuwe eigenschap toevoegen

14-06-2017 Print this page
IEPT20170608, HvJEU, Schniga v CPVO

Blijk van onjuiste rechtsopvatting door oordeel dat art. 23 lid 1 uitvoeringsverordening de voorzitter van het CPVO niet machtigt om na afloop van technisch onderzoek een nieuwe eigenschap voor ras toe te voegen: aanvraag voor communautair kwekersrecht kan niet slechts op grond van ontbreken bepalende eigenschap in technische vragenlijst of relevante testrichtsnoeren en protocollen worden afgewezen, geen beperkingen met betrekking tot tijdstip toevoeging nieuwe eigenschap, geen schending rechtszekerheidsbeginsel.

 

KWEKERSRECHT

 

Hogere voorziening tegen uitspraak van het Gerecht EU van 10 september 2015 (zie eerder). Het Gerecht heeft geoordeeld dat de voorzitter van het CPVO niet ertoe was gemachtigd om bij het technisch onderzoek van een ras een extra eigenschap in aanmerking te nemen die niet was opgenomen in CPVOprotocol TP/14/1.  

 

Volgens het Hof van Justitie heeft het Gerecht echter blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door te oordelen dat artikel 23, lid 1, van de uitvoeringsverordening de voorzitter van het CPVO niet ertoe machtigt om na afloop van het technisch onderzoek van een ras een nieuwe eigenschap voor dat ras toe te voegen, wanneer die eigenschap noch in de door de aanvrager ingevulde technische vragenlijst, noch in de toepasselijke testrichtsnoeren en protocollen voorkwam. Een aanvraag voor een communautair kwekersrecht kan naar het oordeel van het Hof niet afgewezen worden op de enkele grond dat de eigenschap van een onderzocht ras, die tijdens het technisch onderzoek is vastgesteld en bepalend is ter beoordeling van de onderscheidbaarheid van andere rassen, noch in de door de aanvrager ingevulde technische vragenlijst, noch in de relevante testrichtsnoeren en protocollen voorkwam.

 

Met betrekking tot het tijdstip waarop de voorzitter van het CPVO de hem krachtens artikel 23, lid 1, van de uitvoeringsverordening verleende bevoegdheid kan uitoefenen, staan volgens het hof noch de bepalingen van die verordening, noch die van de uitvoeringsverordening eraan in de weg dat na afloop van het technisch onderzoek een nieuwe eigenschap wordt toegevoegd, wanneer een dergelijke eigenschap naar aanleiding van dat onderzoek is vastgesteld. Dit levert volgens het hof geen schending van het rechtszekerheidsbeginsel op jegens een derde van wie het beschermde ras als referentieras voor dat onderzoek is gekozen nu deze derde zich =niet kan beroepen op een gewettigd vertrouwen omtrent de omvang van het onderzoek en de aard van de onderzochte onderscheidende eigenschappen.

 

Op grond van het bovenstaande oordeelt het Hof van Justitie - zonder dat de andere grieven in hogere voorziening te onderzoeken – dat het bestreden arrest moet worden vernietigd voor zover daarbij is bevestigd de vernietiging van de beslissing van het CPVO door de Kamer van beroep op grond dat de in aanmerking genomen onderscheidende eigenschap “breedte van de strepen” door de voorzitter van het CPVO is toegevoegd.

 

IEPT20170608, HvJEU, Schniga v CPVO

 

C-625/15 P - ECLI:EU:C:2017:435]