Esprit maakt inbreuk op jas van Scotch & Soda, inbreukverbod alleen voor Nederland toegewezen

04-08-2017 Print this page
IEPT20170712, Rb Den Haag, Scotch & Soda v Esprit

Rechtbank internationaal bevoegd om van geschil kennis te nemen op grond van art 4 jo. 8 onder 1 EEX II-Vo: Esprit Europe gevestigd in Nederland, sprake van dezelfde feitelijke situatie nu beweerdelijke inbreuken dezelfde jassen betreffen en in alle landen op dezelfde wijze worden gepleegd en lex loci protectionis voor belangrijk deel identiek zodat bij gescheiden behandeling gevaar voor onverenigbare uitspraken bestaat. Scotch-jas is een naar Nederlands recht beschermd werk: genoemde elementen zijn afzonderlijk weliswaar niet bijzonder en voor een deel zelfs triviaal, de combinatie van elementen geeft de jas echter toch een eigen gezicht, met name door de fluoriserende binnenzijde, de doorlopende bies langs de rits en de onderzijde en de vlakverdeling. Esprit-jas maakt in Nederland auteursrechtinbreuk op Scotch-jas: zelfde totaalindruk nu genoemde elementen éen op éen zijn overgenomen. Geen inbreuk naar Frans recht: weliswaar is ook hier sprake van werk en inbreuk nu werkbegrip en beschermingsomvang zijn geharmoniseerd, geen harmonisatie wat betreft makerschap en eigendom rechten waardoor afzonderlijke beoordeling vereist is,  onvoldoende onderbouwd dat moet worden afgeweken van Frans uitgangspunt dat arbeidsovereenkomst niet afdoet aan het absolute recht van de maker. Ditzelfde geldt voor Duits recht: auteursrecht komt ondanks dienstbetrekking toe aan maker. Onvoldoende gesteld om te kunnen beoordelen of auteursrecht in de overige Europese landen wel aan Scotch & Soda toekomt.

 

INTERNATIONAAL PRIVAATRECHT - AUTEURSRECHT

 

Eiser Scotch & Soda houdt zich bezig met het ontwerpen, vervaardigen en verkopen van kleding, waaronder de links afgebeelde Scotch-jas. Gedaagden Esprit Europe, Esprit Retail en Esprit de Corp maken deel uit van het Esprit-concern, dat zich evenals Scotch & Soda bezighoudt met het ontwerpen, vervaardigen en verkopen van kleding, waaronder de rechts afgebeelde Esprit-jas. Volgens Scotch & Soda maakt Esprit met die jas inbreuk op haar auteursrecht.

 

Wat betreft de bevoegdheid overweegt de rechtbank dat de vraag of de rechtbank (internationaal) bevoegd is om van het geschil kennis te nemen, dient te worden beantwoord aan de hand van EEX II-Vo. Op grond van artikel 4 van deze verordening heeft de rechtbank in elk geval rechtsmacht ten aanzien van de vorderingen, voor zover deze zijn ingesteld tegen het in Nederland gevestigde Esprit Europe. Voor zover de vorderingen zijn gericht tegen Esprit Retail en Esprit de Corp, die in Duitsland respectievelijk in Frankrijk zijn gevestigd, acht de rechtbank zich uit hoofde van artikel 8 onder 1 EEX II-Vo eveneens bevoegd daarvan kennis te nemen. De rechtbank overweegt in dit kader dat sprake is van dezelfde feitelijke situatie nu de beweerdelijke inbreuken steeds dezelfde jassen betreffen, deze inbreuken in alle betrokken landen ook op dezelfde wijze zouden worden gepleegd, en gedaagden niet onafhankelijk van elkaar hebben gehandeld. Betreft de vraag of ook rechtens sprake is van eenzelfde situatie oordeelt de rechtbank dat op grond van artikel 5 lid 1 van de Berner Conventie als uitgangspunt geldt dat de door Scotch & Soda ingeroepen auteursrechtelijke bescherming telkens wordt beheerst door het recht van het land waar deze wordt gezocht (‘lex loci protectionis’), maar dat Scotch & Soda er terecht op heeft gewezen dat dit recht in elk geval voor de EU-landen met het Infopaq I-arrest van het HvJ EU op het punt van de werktoets en de beschermingsomvang is geharmoniseerd. Daarmee zijn de verschillende nationaalrechtelijke grondslagen die van toepassing zijn op de aan Esprit c.s. verweten gedragingen voor een belangrijk deel identiek, zodat bij gescheiden behandeling het gevaar voor onverenigbare uitspraken bestaat.

 

De rechtbank oordeelt vervolgens dat de Scotch-jas een naar Nederlands recht beschermd werk is. De door Scotch & Soda genoemde elementen zijn volgens de rechtbank ieder afzonderlijk weliswaar niet bijzonder en voor een deel, zoals bijvoorbeeld de drukknoopjes, zelfs triviaal te noemen. In combinatie met elkaar geven zij de jas volgens de rechtbank echter een voldoende eigen gezicht. Daarbij springen naar het oordeel van de rechtbank met name de fluoriserende binnenzijde, de doorlopende bies langs de rits en de onderzijde en de vlakverdeling in het oog.

 

De Esprit-jas maakt volgens het oordeel van de rechtbank inbreuk op dit werk, nu door het éen op één over nemen van de elementen van de Scotch-jas sprake is van dezelfde totaalindruk. De rechtbank oordeelt zelfs dat de jas een (nagenoeg) exacte kopie is. Esprit had aangevoerd dat “de markt is overspoeld met donsjassen met fluoriserende capuchons die dichtgesnoerd kunnen worden”, maar hier moet volgens de rechtbank aan voorbij worden gegaan nu gesteld noch gebleken is dat dit laatste reeds ten tijde van de creatie van Scotch-jas het geval was.

 

Op grond van het bovenstaande oordeelt de rechtbank dat ook naar Frans en Duits recht sprake is van een werk en van inbreuk, nu beide begrippen zijn geharmoniseerd. Betreft de vraag naar de eigendom van de rechter en het makerschap is volgens de rechtbank echter geen sprake van harmonisatie, waardoor deze vragen nog wel dienen te worden beoordeeld naar nationaal recht. Zowel voor het Franse als het Duitse recht komt de rechtbank tot de conclusie dat daar (als uitgangspunt) geldt dat het werk in dienstverband er niet aan af doet dat het auteursrecht aan de maker toekomt. Scotch & Soda heeft volgens de rechtbank onvoldoende gemotiveerd waarom het auteursrecht toch bij haar zou liggen. Hierdoor komt Scotch & Soda naar het oordeel van de rechtbank geen beroep toe uit hoofde van het auteursrecht in zowel Frankrijk als Duitsland.

 

Wat betreft de overige landen in Europa oordeelt de rechtbank dat Scotch & Soda onvoldoende heeft gesteld om naar het nationale recht van deze landen te kunnen beoordelen of het auteursrecht inderdaad aan haar toekomt. De rechtbank overweegt dat de rechter weliswaar gehouden is ambtshalve vreemd recht toe te passen (en uit dien hoofde geacht wordt dit te kennen), maar dat dit onverlet laat dat partijen de voor die toepassing relevante feiten en omstandigheden dienen te stellen. Daarbij geldt volgens de rechtbank dat niet van de rechter kan worden gevergd dat hij, zoals hier het geval is, op basis van een hoofdzakelijk naar Nederlands recht ontwikkeld betoog zonder verdere toelichting of voorlichting ambtshalve onderzoekt of dit ook op gaat voor, bijvoorbeeld, Bulgarije, Griekenland of Zwitserland.

 

Gelet op het bovenstaande komt de rechtbank tot het oordeel dat dat Esprit Europe en Esprit Retail met de Esprit-jas in Nederland inbreuk maken op het auteursrecht van Scotch & Soda op de Scotch-jas. Het gevorderde inbreukverbod en de gevorderde winstafdracht worden toegewezen voor Nederland.

 

IEPT20170712, Rb Den Haag, Scotch & Soda v Esprit

 

ECLI:NL:RBDHA:2017:7753