Leverancier gymmatten maakt zich schuldig aan oneerlijke handelspraktijken en misleidende reclame

16-10-2017 Print this page
IEPT20170719, Rb Gelderland, AirGroup v ATF

Oneerlijke handelspraktijk ex art.  6:193c lid 1 sub a en b BW en misleidende reclame ex art. 6:194 aanhef en sub a, f en i BW ATF door  te vermelden dat zij ‘REACH compliant/gecertificeerd’ zijn, dat ‘REACH certified material’ wordt gebruikt en/of dat producten ‘REACH conform’ zijn: voor die begrippen is geen basis te vinden in de REACH-Verordening en ATF laat bovendien in strijd met die verordening na aan afnemers informatie te verschaffen over gebruik weekmaker. Concurrent AirGroup kan beroep doen op art. 6:193a-j BW: artikelen zijn uitwerking van Richtlijn OHP die expliciet benoemd dat concurrenten moeten worden beschermd tegen oneerlijke business-to-consumer handelspraktijken, nationale wetgever heeft geen expliciete keuze gemaakt om hier vanaf te wijken.

 

ONEERLIJKE HANDELSPRAKTIJKEN - RECLAMERECHT 

 

AirGroup is een producent van opblaasbare gymmatten voor professioneel gebruik. ATF verkoopt opblaasbare gymmatten en levert deze aan professionele afnemers, gymnastiekverenigingen, scholen en particuliere afnemers. AirGroup stelt dat ATF in strijd heeft gehandeld met de REACH-Verordening, de Speelgoedrichtlijn en daaruit voortvloeiende regelgeving door gymmatten op de markt te brengen waarin zeer zorgwekkende stoffen (substances of very high concern, SVHC’s) zijn verwerkt boven de concentratiewaarde van 0,1 gewichtsprocent. De REACH-Verordening betreft Verordening (EG) Nr. 1907/2006 van 18 december 2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen.

 

De rechtbank stelt vast dat in een aantal matten van ATF SVHC’s zijn verwerkt boven de concentratiewaarde van 0,1 gewichtsprocent. Dit betekent dat ATF gelet op artikel 33 lid 1 van de REACH-Verordening verplicht is om afnemers van de matten ‘voldoende aan (haar) bekende informatie’ te verschaffen ‘om een veilig gebruik van dat voorwerp mogelijk te maken, waaronder ten minste de naam van de stof’. Nu ATF niet heeft gesteld dat zij aan deze verplichting heeft voldaan en dit ook niet anderszins is gebleken, heeft zij volgens de rechtbank in ieder geval gehandeld in strijd met artikel 33 lid 1 REACH-Verordening.

 

Vervolgens komt de rechtbank toe aan de vraag of ATF in strijd met de Wet oneerlijke handelspraktijken en de Wet misleidende reclame handelt door op haar producten te vermelden dat zij ‘REACH compliant’ en/of ‘REACH gecertificeerd’ zijn, dat er ‘REACH certified material’ wordt gebruikt en/of dat ATF of haar producten ‘REACH conform’ zijn. De rechtbank beantwoordt deze vraag positief.

 

Volgens de rechtbank doet ATF door het gebruik van deze termen jegens derden voorkomen alsof er wordt voldaan aan normen en verplichtingen van de REACH-Verordening. Dit is misleidend, in de eerste plaats omdat de begrippen ‘REACH compliant’, ‘REACH gecertificeerd’, ‘REACH certified material’ en ‘REACH conform’ geen basis vinden in de REACH-Verordening en zodoende iets lijken te garanderen wat niet bestaat. Daarnaast zijn de mededelingen volgens de rechtbank misleidend omdat zij de indruk wekken dat ATF zich geheel conform de REACH-Verordening gedraagt, terwijl zij nalaat aan afnemers (niet zijnde consumenten) de informatie te verschaffen waartoe artikel 33 lid 1 REACH-Verordening haar verplicht.  De rechtbank ziet dit als oneerlijke handelspraktijk in de zin van artikel 6:193c lid 1 sub a en b BW en misleidende reclame in de zin van artikel 6:194 aanhef en sub a, f en i BW. ATF plaatst zich volgens de rechtbank in een tegenover haar concurrenten bevoorrechte positie door het publiek te misleiden.

 

De rechtbank overweegt dat AirGroup een beroep kan doen op de artikelen 6:193a-j BW nu deze  een uitwerking van Richtlijn Oneerlijke Handelspraktijken die in artikel 11 lid 1 expliciet benoemd dat concurrenten moeten worden beschermd tegen oneerlijke B2C (business-to-consumer) handelspraktijken. Nu uit de wetsgeschiedenis niet is gebleken dat de nationale wetgever een expliciete keuze heeft gemaakt om op dit punt af te wijken van de Richtlijn is richtlijnconforme uitleg het uitgangspunt, zo oordeelt de rechtbank. Gelet op hetgeen in de Richtlijn is opgenomen, moet naar het oordeel van de rechtbank aangenomen worden dat AirGroup een beroep kan doen op de artikelen 6:193a-j BW. De rechtbank verwijst in dit kader ook naar  HvJEU, RLvS v Stuttgarter Wochenblatt (IEPT20131017).

 

Op grond van het bovenstaande oordeelt de rechtbank dat ATF zich schuldig maakt aan oneerlijke handelspraktijken en misleidende reclame en hiermee onrechtmatig heeft gehandeld jegens AirGroup.

 

IEPT20170719, Rb Gelderland, AirGroup v ATF

 

ECLI:NL:RBGEL:2017:4187