Schadevergoeding van € 25.825 per jaar wegens gebruik van inbreukmakende software

09-10-2017 Print this page
IEPT20171004, Rb Rotterdam, Track v Vijverberg
(Met dank aan Martin Hemmer, AKD)

Schadevergoeding van € 25.825 per jaar wegens gebruik van inbreukmakende software voor bijhouden ziekteverzuim bestaande uit forfaitair bedrag aan gederfde licentievergoeding van € 15.825 en surplus van € 10.000. Surplus niet onredelijk wegens groei van aantal dossiers in bewuste periode en met name onbetwiste verdubbeling van werknemers Vijverberg. 1019h Rv proceskostenveroordeling gematigd van 176.231,86 naar € 150.000: door Track niet gereageerd op verweer dat werken met 7 advocaten/medewerkers waarschijnlijk voor dubbele kosten heeft gezorgd. Verzoek om kostenveroordeling niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren wegens dreigend faillissement faalt: deze stelling is niet onderbouwd.

 

SCHADE - PROCESRECHT

 

Vervolg op het tussenvonnis van 15 februari 2017 (IEPT20170215), waarin werd geoordeeld dat sprake was van onrechtmatig handelen door Vijverberg door het gebruik van inbreukmakende software voor het bijhouden van ziekteverzuim. Ook werd geoordeeld dat Vijverberg de geleden schade van Track over de periode januari 2006 tot eind augustus 2010 moest vergoeden.

 

De rechtbank acht het passend om de schade op een forfaitair bedrag gerelateerd aan de gederfde licentievergoeding te begroten. Track heeft immers steeds de verzuimsoftware aan haar klanten in licentie gegeven. Track is voor de berekening van het gevorderde schadebedrag uitgegaan van de berekening door een ex-werknemer van de kosten voor de licenties die Vijverberg aan Track zou moeten hebben betalen voor het gebruik van de programmatuur indien zij de overeenkomst met Track niet zou hebben opgezegd. De kosten werden door deze werknemer naar de stand van zaken van eind 2004 in totaal op € 15.825 per jaar begroot. De werkelijke schade zou volgens Track echter veel hoger zijn. Het verweer van Vijverberg tegen deze berekening wordt verworpen, omdat de ex-werknemer als ex-werknemer op de hoogte was van de door Track gehanteerde tarieven. Ook was Vijverberg zelf als klant op de hoogte van de tarieven, waardoor het niet redelijk is te veronderstellen dat er door de ex-werknemer geen realistisch beeld is gegeven.

 

Ook de door Track gevorderde surplus van €  10.000 is niet onredelijk. Het is voldoende aannemelijk dat Track in werkelijkheid meer schade heeft geleden dan de licentiebegroting van de ex-werknemer. In een eerdere licentieberekening was namelijk uitgegaan van jaarlijks stijgende licentievergoedingen (van € 19.106 voor 2005 oplopend tot €  58.766 voor 2009) en jaarlijkse winstderving van €  5.000 dan wel €  2.500 wegens gemiste support en consultancy werkzaamheden m.b.t. het gebruik van de programmatuur. Zonder de gehanteerde parameters kan hier echter niet vanuit worden gegaan. Aan de andere kant is wegens de groei in 2005-2008 van het aantal werknemers/dossiers bij Vijverberg van 5331 naar 6587 en het aantal medewerker/gebruikers van 14 naar 29 aannemelijk dat de schade hoger ligt dan de begrote licentievergoeding. Daar is ook het bedrag aan gederfde licentievergoeding wegens het wegvallen van support en consultancy niet in meegenomen. Gelet op dit alles en in bijzonder de onbetwist gebleven verdubbeling van de gebruikers is de gevorderde surplus van € 10.000 niet onredelijk. Er wordt daarom een bedrag van € 15.825 + € 10.000 = € 25.825 per jaar toegewezen voor de periode januari 2006 tot eind augustus 2010.

 

Vijverberg wordt veroordeeld in de artikel 1019h Rv proceskosten van het geding. Volgens Track is de omvang van de proceskosten van € 176.231,86 niet redelijk en evenredig en dient het bedrag te worden gematigd naar € 5.000 subsidiair €  25.000. Dat sprake is van een wanverhouding tussen de kosten van Vijverberg en die van Track wordt niet gevolgd, nu Vijverberg zelf € 122.120,79 heeft gevorderd. Bovendien is het een onvermijdelijke consequentie van het feit dat de procedure zich al jaren voortsleept, mede veroorzaakt door de wijze waarop partijen hebben geprocedeerd. Het niet geringe verschil van €  50.000 laat zich deels verklaren door het verschil in omvang van de aangeleverde stukken. Het verweer van Vijverberg dat er maar liefst zeven medewerkers / advocaten werkzaamheden zouden hebben verricht, waardoor waarschijnlijk dubbele kosten zijn gemaakt, wordt relevant geacht. Track heeft op dit verwijt niet gereageerd, terwijl zij hier bij akte na tussenvonnis wel gelegenheid toe had. Aangezien dit is nagelaten wordt er een bedrag van €  25.000 in mindering gebracht op de kostenveroordeling.

 

De kostenveroordeling wordt, ondanks het verzoek van Vijverberg omdat niet te doen, uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De stelling van Vijverberg dat de kostenveroordeling zou leiden tot faillissement is op geen enkele wijze toegelicht of onderbouwd, waardoor het feit dat Track er niet op heeft gereageerd, mede gelet op het late tijdstip waarop het verweer naar voren is gebracht (ter zitting), er niet voor zorgen dat het verweer wordt gehonoreerd.

 

IEPT20171004, Rb Rotterdam, Track v Vijverberg

 

ECLI:NL:RBROT:2017:7560