Verwarringsgevaar tussen aangevraagd Uniewoordmerk “COLINEB” en beeldmerk “COLINA” voor o.a. medische producten

01-12-2017 Print this page
IEPT20171005, GEU, Forest Pharma v EUIPO

Merkenrecht. Beroep tegen de afwijzing van de inschrijving van het Uniewoordmerk “COLINEB” voor waren en diensten uit klasse 5 (o.a. farmaceutische en diergeneeskundige producten en antibiotische middelen) en klasse 10 (o.a. chirurgische, medische, tandheelkundige en diergeneeskundige toestellen en instrumenten)  nadat oppositie was ingesteld door de houder van het oudere beeldmerk “COLINA” voor waren uit klasse 5.  


Het beroep wordt verworpen. De Kamer van Beroep heeft terecht geoordeeld dat verzoekster onvoldoende heeft onderbouwd dat de waren van het oude beeldmerk en de verzochte inschrijving niet identiek zijn.  Ook is terecht geoordeeld dat verzoekster onvoldoende heeft onderbouwd dat de waren van het oudere merk slechts in een lage mate identiek zijn ten opzichte van het aangevraagde merk. 


Het Gerecht oordeelt dat de visuele vergelijkbaarheid van de twee merken hoog is en dat de Kamer van Beroep stijlelementen, lettertype en andere elementen van beide merken voldoende in acht heeft genomen. Het Gerecht gaat mee in het oordeel van de Kamer van Beroep dat er een hoge mate van overeenstemming is tussen beide merken op fonetisch gebied, aangezien twee lettergrepen hetzelfde zijn en de derde lettergreep met de letter ‘n’ begint. Ten slotte oordeelt het Gerecht dat een begripsmatige vergelijking onmogelijk is omdat de merken geen betekenis hebben. 


Het Gerecht volgt appellant niet in zijn stelling dat de kamer van Beroep onvoldoende gewicht aan de verhoogde mate van aandacht van het publiek (medische professionals en patiënten) heeft gegeven, hetgeen het verwarringsgevaar zou uitsluiten. Het Gerecht verwijst naar de overweging van de Kamer van Beroep dat de gemiddelde consument zelden een directe vergelijking tussen beide merken kan maken en dus moet afgaan op zijn onvolmaakte herinnering van de merken. Aangezien appellant gezien het oordeel over de overeenstemming ten onrechte stelt dat de waren verschillend zijn en de tekens slechts een lage mate van overeenstemming hebben, is het onjuist van verzoekster om op basis hiervan te stellen dat er geen sprake was van verwarringsgevaar.


“100. In that regard, it must be held that, first, the Board of Appeal took into account the high degree of attention of the relevant public in its assessment of the likelihood of confusion. It stated that, even for a public with a higher level of attention, the average consumer only rarely has the chance to make a direct comparison between the signs at issue and must rely on his imperfect recollection of them. It considered that, in view of the similarity between the marks at issue and the identity or similarity of the goods concerned, the fact that the relevant public’s level of attention is above average is insufficient to exclude any likelihood of confusion."
 

T-37/17 – ECLI:EU:T:2017:690