Hof van Justitie over plaats waar schade is ingetreden bij online publicatie

18-10-2017 Print this page
IEPT20171017, HvJEU, Bolagsupplysningen v Svensk Handel

Plaats waar de schade is ingetreden bij publicatie: rechtspersoon kan beroep tot rectificatie van online publicatie, verwijdering reacties en schadevergoeding instellen bij de gerechten van de lidstaat waar zich het centrum van zijn belangen bevindt. Centrum van belangen betreft plaats waar merendeel economische activiteiten worden verricht: plaats van statutaire zetel niet doorslaggevend. Persoon kan geen beroep instellen tot rectificatie en verwijdering reacties bij de gerechten van elke lidstaat op het grondgebied waarvan de informatie toegankelijk is of was: deze vordering is – in tegenstelling tot vordering tot vergoeding schade – niet splitsbaar zodat zij slechts kan worden ingesteld bij een rechter die bevoegd is om kennis te nemen van de gehele vordering.

 

INTERNATIONAAL PRIVAATRECHT

 

Verzoeksters hebben een vordering ingesteld bij de Estse rechter tegen de Zweedse firma Svensk Handel (verweerster). Svensk Handel zou verzoeksters op haar website (in het Zweeds) op een zogenoemde zwarte lijst hebben geplaatst met de vermelding dat zij zich schuldig maken aan bedrog en oplichterij. Verzoeksters eisen rectificatie van onjuiste informatie en een schadevergoeding. Volgens de verwijzende rechter is niet mogelijk om duidelijk vast te stellen of Verzoeksters zich ook tot een Estse rechter kunnen wenden met een verzoek tot rectificatie van de onjuiste gegevens en tot verwijdering van de reacties tot vergoeding van alle schade die zij stelt te hebben geleden, en stelt prejudiciële vragen (zie eerder). Deze betreffen de uitleg van artikel 7, punt 2 Brussel I bis (bijzondere bevoegdheid gerecht lidstaat van de plaats waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan of kan voordoen).

 

Het Hof stelt dat aan de orde is de vraag of de Estse instanties in casu bevoegd zijn op basis van de plaats waar de schade is ingetreden. In dit verband verwijst het Hof naar arrest C-68/93 (Shevill) waarin met betrekking tot vorderingen ter vergoeding van immateriële schade die beweerdelijk is veroorzaakt door een lasterlijk artikel, is overwogen dat de gelaedeerde tegen de uitgever een vordering tot schadevergoeding kan instellen bij de gerechten van elke lidstaat waar de publicatie is verspreid en waar de gelaedeerde stelt in zijn goede naam te zijn aangetast, welke gerechten enkel bevoegd zijn kennis te nemen van vorderingen betreffende schade die in de lidstaat van het aangezochte gerecht is veroorzaakt.

 

Het Hof haalt echter aan dat in de specifieke context van het internet in zaak C-509/09 en C-161/10 (eDate Advertising) betreffende een natuurlijke persoon, is bepaald dat bij vermeende schending van de persoonlijkheidsrechten door op internet geplaatste content de persoon die zich gelaedeerd acht een vordering tot vergoeding van de volledige schade moet kunnen instellen bij de gerechten van de lidstaat waar zich het centrum van zijn belangen bevindt, nu de vermeende schending bij op internet geplaatste content in het algemeen namelijk het sterkst wordt gevoeld in het centrum van de belangen van de desbetreffende persoon, gelet op de goede naam die hij daar heeft. Het criterium “centrum van de belangen van de gelaedeerde” geeft volgens het Hof dus de plaats weer waar in beginsel de schade door online content het duidelijkst intreedt.

 

Bij een rechtspersoon is het centrum van de belangen daar waar zijn zakelijke reputatie het sterkst is en moet dit centrum dus worden bepaald op basis van de plaats waar hij het merendeel van zijn economische activiteiten verricht. Wanneer, zoals in het hoofdgeding, de betrokken rechtspersoon het grootste deel van zijn activiteiten verricht in een andere lidstaat dan die waar hij zijn statutaire zetel heeft, dient volgens het Hof te worden aangenomen dat de gerechten van die lidstaat in de beste positie om te beoordelen of er sprake is van de gestelde aantasting en wat de mogelijke omvang ervan is.

 

Het Hof oordeelt dus dat artikel 7, punt 2 Brussel I bis dient te worden uitgelegd dat een rechtspersoon die stelt dat zijn persoonlijkheidsrechten zijn geschonden door de publicatie op internet van onjuiste gegevens over hem en door het niet verwijderen van op hem betrekking hebbende reacties, een beroep kan instellen tot rectificatie van die gegevens, verwijdering van die reacties en vergoeding van alle geleden schade bij de gerechten van de lidstaat waar zich het centrum van zijn belangen bevindt. Verricht de betrokken rechtspersoon het grootste deel van zijn activiteiten in een andere lidstaat dan die waar hij zijn statutaire zetel heeft, dan kan hij de vermeende veroorzaker van de aantasting in die andere lidstaat oproepen met een beroep op de plaats waar de schade is ingetreden.

 

Met betrekking tot de vraag of artikel 7, punt 2 Brussel I bis aldus moet worden uitgelegd dat een persoon die stelt dat zijn persoonlijkheidsrechten zijn geschonden door online publicatie en reacties, een beroep kan instellen tot rectificatie van die gegevens en verwijdering van die reacties bij de gerechten van elke lidstaat op het grondgebied waarvan de informatie toegankelijk is of was, antwoordt het Hof ontkennend. Volgens het Hof is een vordering tot rectificatie van de gegevens en verwijdering van de content niet te splitsen, zodat zij slechts kan worden ingesteld bij een rechter die bevoegd is om kennis te nemen van de gehele vordering tot vergoeding van de schade.

 

IEPT20171017, HvJEU, Bolagsupplysningen v Svensk Handel

 

C194/16 - ECLI:EU:C:2017:766