Rechtbank deels onbevoegd

20-02-2018 Print this page
IEPT20171206, Rb Den Haag, Hennessy

Geen bevoegdheid jegens gedaagde sub 5 op grond van UMeV 2017: bewerkstelligen c.q. niet voorkomen inbreukmakende handelingen is een zelfstandige onrechtmatige daad, waarop de ‘inbreuk-bevoegdheid’ artikel 124 UMeV 2017 niet van toepassing is. Rb op grond van artikel 8 aanhef en onder 1 Brussel I bis bevoegd m.b.t. vorderingen die zien op het bewerkstelligen van merkinbreuk door de Loendersloot-vennootschappen: Rb is op grond van exclusieve bevoegdheid onder Uniemerkenverordening “gerecht van de woonplaats” van medegedaagden, sprake van eenzelfde situatie, zowel feitelijk als juridisch. Rb onbevoegd m.b.t. overige vorderingen jegens gedaagde sub 5, omdat mede-gedaagden geen woonplaats hebben in arrondissement Den Haag zoals op grond van artikel 8(1) EEX II-Vo vereist is: geen Uniemerkinbreuk aan de orde, zodat rechtbank niet op grond van exclusieve bevoegdheid “gerecht van de woonplaats” van een van de mede-gedaagden is. Geen bevoegdheid op grond van artikel 7 EEX II-Vo: schadebrengend handelen gedaagde sub 5 niet in arrondissement Den Haag. 

 

IPR - PROCESRECHT

 

Volgens Hennessy c.s. zijn gedaagden betrokken bij grootschalige inbreuk op Hennessy-merken. Gedaagde sub 5 heeft een bevoegdheidsincident opgeworpen.

 

De Uniemerkenverordening is niet van toepassing op het gestelde handelen van gedaagde sub 5. Het gaat immers om een zelfstandige onrechtmatige daad met betrekking tot inbreukmakende handelingen van de Loendersloot-vennootschappen, waarop artikel 124 UMeV 2017 niet van toepassing is. Hierdoor moet op grond van artikel 122 UMeV worden teruggevallen op de bepalingen van de EEX II-Vo (Brussel I bis).

 

Met betrekking tot de vorderingen die zien op het bewerkstelligen van het inbreuk maken door de Loendersloot-vennootschappen op de Uniemerken van Hennessy c.s. oordeelt de rechtbank dat de rechtbank op grond van artikel 8 aanhef en onder 1 EEX II-Vo bevoegd is. Alle Loendersloot-vennootschappen zijn gevestigd in Nederland en tegen hen zijn vorderingen ingesteld op grond van de Uniemerken van Hennessy c.s., waardoor de rechtbank heeft te gelden als “gerecht van de woonplaats” van deze medegedaagden. Er is sprake van een eenzelfde situatie, zowel feitelijk als juridisch. De aansprakelijkheid van gedaagde sub 5 kan namelijk niet aan de orde zijn als niet wordt vastgesteld dat de Loendersloot-vennootschappen de aan hen verweten inbreuken op de Uniemerken van Hennessy c.s. hebben gepleegd.

 

De rechtbank is niet bevoegd ten aanzien van de overige vorderingen die jegens gedaagde sub 5 zijn ingesteld. Hier is namelijk geen inbreuk op Uniemerken aan de orde, waardoor op grond van artikel 8 aanhef en onder 1 EEX II-Vo is vereist dat één of meer medegedaagden van gedaagde sub 5 woonachtig of gevestigd zijn in het arrondissement Den Haag, hetgeen niet het geval is voor de Loendersloot-vennootschappen. Dat medegedaagden 9 en 10 wel in Den Haag gevestigd zijn doet hier niet aan af, nu zij deel uitmaken van de Van Caem-groep, waarvan gedaagde sub 5 geen (feitelijk) bestuurder is en welke wezenlijk andere inbreukmakende handelingen worden verweten. Ook op grond van artikel 7 EEX II-Vo kan voor de overige vorderingen geen bevoegdheid jegens gedaagde sub 5 worden verkregen. Dit artikel vereist dat het schadebrengend handelen van gedaagde sub 5 zich (mede) heeft voorgedaan in het arrondissement Den Haag, hetgeen niet het geval is.

 

IEPT20171206, Rb Den Haag, Hennessy

 

ECLI:NL:RBDHA:2017:16306