Oordeel zwaarwegende bedrijfsbelangen concurrentiebeding kan niet in kortgeding

26-01-2018 Print this page
IEPT20180109, Hof Den Bosch, Concurrentiebeding 

Bodemrechter moet bepalen of er zwaarwegende bedrijfs-of dienstenbelangen bestaan voor opname concurrentie- en relatiebeding in tijdelijke arbeidsovereenkomst: niet in kort geding te bepalen. In casu niet mogelijk vooruit te lopen op oordeel bodemrechter. Ten overvloede valt belangenafweging ook uit in nadeel [de vennootschap]: [de vennootschap] heeft niet voldoende concreet en specifiek gesteld dat zij door de indiensttreding van [geïntimeerde] bij IMCD daadwerkelijk (vermogensschade) heeft geleden of zal lijden. [Geïntimeerde] heeft voldoende financieel belang bij overstap naar IMCD. Geen zwaarwegende bedrijfs-dienstenbelangen van [de vennootschap] dat beroep op non-concurrentie- en relatiebeding gehonoreerd moet worden.

 

ARBEIDSOVEREENKOMST - CONCURRENTIEBEDING

 

[De  vennootschap] en [geïntimeerde] hebben een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd sinds 2016. In 2017 beëindigt geïntimeerde de arbeidsovereenkomst en is voornemens om bij de concurrent, IMCD, in dienst te treden. [De vennootschap] accepteert het ontslag van [geïntimeerde] maar wijst op het overeengekomen non-concurrentie-, relatie- en boetebeding. In eerste aanleg vordert de [geïntimeerde] schorsing van de bedingen. De kantonrechter gaat mee en schorst het non-concurrentie- en relatiebeding maar niet het boetebeding. Omdat hiertegen niet geappelleerd is, staat het boetebeding in hoger beroep niet meer ter discussie.

 

De bedingen zijn opgenomen in de geheimhoudingsovereenkomst, die een integraal onderdeel van de arbeidsovereenkomst blijkt uit te maken. De bedingen zijn in overeenstemming met de vereisten van artikel 7:653 BW overeengekomen. In beginsel mogen de bedingen alleen opgenomen worden in overeenkomsten voor onbepaalde tijd, artikel 7:653, lid 1, onder a BW. Echter, in het geval er zwaarwegende bedrijfs-of dienstbelangen aan de kant van de werkgever zijn, mogen de bedingen ook in een overeenkomst voor bepaalde tijd worden opgenomen, artikel 7:653, lid 2 BW. Deze zwaarwegende bedrijfs-of dienstbelangen van de werkgever moeten dan wel schriftelijk gemotiveerd zijn door de werkgever. [De vennootschap] heeft betreffende schriftelijke motivering gegeven. Partijen twisten echter over de vraag of uit deze schriftelijke motivering blijkt dat er een noodzaak was om de bedingen op te nemen vanwege de zwaarwegende bedrijfs-of dienstbelangen van [de vennootschap]. Bij de beoordeling of aan deze voorwaarde voor het rechtsgeldig opnemen van de bedingen in de arbeidsovereenkomst is voldaan, is niet alleen het tijdstip waarop de bedingen overeengekomen zijn van belang, de zwaarwegende bedrijfs-of dienstbelangen moeten ook nog bestaan op het moment dat een werkgever zich op de bedingen beroept.

 

De aard van het vraagstuk leent zich volgens het Hof echter niet voor beantwoording in kortgeding. De bodemrechter zal dit dus moeten doen in het bodemgeding. Het uitgangspunt in het bodemgeding zal moeten zijn dat de bedingen in beginsel nietig zijn omdat het om een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd gaat. Het is aan [de vennootschap] om te stellen en, indien nodig, te bewijzen dat toen zij een beroep heeft gedaan op de bedingen het noodzakelijk was vanwege haar zwaarwegende bedrijfs-of dienstbelangen. Of het [de vennootschap] in de bodemprocedure ook daadwerkelijk gaat lukken om dit te bewijzen is volgens het Hof niet met zekerheid vast te stellen.

 

Zelf is het Hof van mening dat het beroep van [de vennootschap] op de bedingen niet gehonoreerd moet worden. Uit de feiten die tot nu toe bekend zijn lijkt [de vennootschap] niet voldoende duidelijk te kunnen onderbouwen dat haar belangen zo zwaarwegend zijn dat er een noodzaak bestaat voor de bedingen. Daarnaast heeft [de vennootschap] onvoldoende duidelijk gemaakt dat zij (vermogensschade) heeft geleden of zal lijden van de overstap van [geïntimeerde] naar IMCD.

 

IEPT20180109, Hof Den Bosch, Concurrentiebeding

 

ECLI:NL:GHSHE:2018:68