Verwarringsgevaar tussen STOLI-merken en STOLICHNAYA-merk

15-01-2018 Print this page
IEPT20180109, Hof Den Haag, Spirits v FKP

Regel van onaantastbaarheid na cassatie geldt ook na verwerping van (tussentijds) cassatieberoep. Geen herziening op grond van bedrog ex artikel 382 Rv: strijd met twee-conclusieregel nu Spirits al voor het indienen van haar grieven op 23 juni 2015 met betrokken feiten bekend was, ten overvloede: niet aan eisen art. 382 Rv voldaan. Geen uitvoerbaarheid bij voorraad van nietigverklaring en doorhaling merken: BBIE gaat niet over tot doorhaling totdat uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan. Verwarringsgevaar tussen STOLI-merken Spirits en STOLICHNAYA-merk FKP: visuele overeenstemming door voorkomen “STOLI” in STOLICHNAYA-merk, auditieve overeenstemming omdat deel van Benelux publiek bij beide merken klemtoon op 1e lettergreep zal leggen, moderne uitstraling STOLI-merken en dat Spirits zich vooral richt op LHBT-gemeenschap doet hier niet aan af.

 

PROCESRECHTMERKENRECHT

 

Vervolg op het tussenarrest van 14 juni 2016 (IEPT20160614), waarin over een aantal eiswijzigingen is geoordeeld. Hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 25 maart 2015 (IEPT20150325). Het gaat in deze zaak onder meer om de vraag wie de rechten op een viertal Benelux-merken die door een staatsonderneming van de voormalige Sovjet Unie, VO Sojuzplodoimport (hierna: “VO”) voor wodka zijn gedeponeerd, toekomen. Spirits stelt dat zij rechthebbende is op de merken, omdat deze ten gevolge van transformatie/privatisering via een private onderneming VAO Sojuzplodoimport (hierna: “VAO”) aan haar zijn overgedragen.

 

Een groot deel van het principale hoger beroep richt zich tegen het oordeel van de rechtbank om zich op meerdere punten gebonden te achten aan in hoger beroep en cassatie niet of tevergeefs bestreden eindbeslissingen in het vonnis 2006 (IEPT20060614) en het arrest 2012 (IEPT20120724), de daarvoor gegeven motivering en de daaruit voortvloeiende consequenties voor overgelegde stukken, aangeboden bewijs en het dictum. Spirits heeft zich beroepen op de versoepelde leer van (heroverweging van) de bindende eindbeslissing, zoals neergelegd in een aantal arresten van de Hoge Raad, die inhoudt dat de rechter aan wie is gebleken dat een eerder door hem in een tussenbeslissing gegeven eindbeslissing berust op een onjuiste juridische of feitelijke grondslag, bevoegd – en zelfs verplicht – is over te gaan tot heroverweging van die eindbeslissing, teneinde te voorkomen dat hij op ondeugdelijke grondslag een einduitspraak zou doen. Spirits stelt dat sprake is van zodanige nieuwe feiten, inzichten, argumenten, deskundigenrapporten en juridische ontwikkelingen dat eerdere eindbeslissingen van de rechtbank en het hof berusten op onjuiste juridische en feitelijke grondslagen en de rechtbank tot heroverweging had moeten overgaan en het hof thans tot heroverweging moet overgaan.

 

De rechtbank oordeelde dat deze leer zich niet leent voor toepassing in een situatie als de onderhavige, waarin de zaak na cassatie is verwezen ter verdere behandeling als bedoeld in artikel 424 Rv. Het hof is van oordeel dat ook de rechter die de behandeling voortzet na verwerping van tussentijds cassatieberoep (waarbij geen sprake is van verwijzing als bedoeld in artikel 424 Rv) gebonden is aan eerder in de zaak gegeven eindbeslissingen die in cassatie niet of tevergeefs zijn bestreden. Ook deze eindbeslissingen zijn namelijk onaantastbaar geworden. Het hof onderzoekt vervolgens of een herroepingsgrond van artikel 382 Rv zich voordoet. Voor zover Spirits zich op andere gronden beroep voor de herziening falen de grieven.

 

Het hof is van oordeel dat de feiten waarop Spirits zich beroept al voor het indienen van haar grieven op 23 juni 2015 (en grotendeels ook al voor 26 januari 2012) bekend waren. Het gestelde bedrog dat op deze feiten ziet wordt daarom als in strijd met de twee-conclusie-regel buiten beschouwing gelaten. Ook als hierover anders zou worden geoordeeld kan de onderbouwing van het gestelde bedrog niet tot herziening leiden, grotendeels omdat geen sprake is van nieuwe ontwikkelingen en geen sprake is van een voor herziening vereist verband. Het hof komt dus niet terug op de bindende eindbeslissingen uit het vonnis van 2006 en het arrest van 2012.

 

Gelet op de tevergeefs in cassatie bestreden eindbeslissing van het hof in het arrest 2012 is het door FKP gevorderde bevel aan Spirits om de VO-merken op naam van FKP te stellen door de rechtbank terecht toegewezen. Nu niet tegen een aantal merkenrechtelijke oordelen uit het vonnis 2015 is gegriefd, is de gevorderde nietigverklaring van 19 merken en de vordering tot staking van inbreuk door gebruik van deze merken toewijsbaar. Het zelfde geldt voor een aantal andere merken. Vervolgens wordt ingegaan op het door Spirits in de Benelux gedeponeerde beeldmerk “het Cyrillische logo”, dat volgens de rechtbank te kwader trouw was gedeponeerd. Het hof is ook van oordeel dat sprake is van depot te kwader trouw, aangezien FKP het logo buiten de Benelux heeft (voor)gebruikt. De grief tegen de uitvoerbaarheid bij voorraad van de nietigverklaring een doorhaling van de merken slaagt, omdat het BBIE niet overgaat tot doorhaling tot een uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan.

 

Vervolgens wordt het incidentele beroep beoordeeld. De rechtbank heeft de gevorderde nietigverklaring en inbreukverboden met betrekking tot de zogenoemde STOLI-merken afgewezen. FKP stelt dat sprake is van verwarringsgevaar met het STOLICHNAYA-merk. Het hof overweegt dat sprake is van identieke en soortgelijke waren. Het woord STOLICHNAYA is het meest dominante en onderscheidende element van het STOLICHNAYA-beeld-/woordmerk. Van de STOLI-merken is het woord STOLI het meest bepalend voor de totaalindruk. De woorden STOLI en STOLICHNAYA stemmen in auditief en visueel opzicht overeen. Hierdoor is bij het STOLI-merk 1 en 4 sprake van aanzienlijke visuele overeenstemming. M.b.t. de STOLI-merken 2 en 3 is sprake van een redelijke mate van visuele overeenstemming door de overige voor de totaalindruk minder bepalende elementen. Er is geen begripsmatige overeenstemming, omdat de gemiddelde consument in de Benelux geen Russisch spreekt. Volgens Spirits hebben haar STOLI-merken een moderne uitstraling die afwijkt van de (ouderwetse) Russische uitstraling van het STOLICHNAYA-merk en dat haar STOLI-wodka (tevens) specifiek gebruikt wordt en bestemd is voor een de LHBT-gemeenschap. Het hof overweegt hierover dat Spirits haar merk niet heeft gedeponeerd voor “LHBT-drank”, maar voor (alcoholische) dranken in het algemeen. Ook is niet betwist dat de dranken naar hun aard bestemd zijn voor het grote publiek. Uitgaande van een normaal aandachtsniveau van het relevante publiek is het hof van oordeel dat sprake is van verwarringsgevaar “sub b”. De gestelde modernere uitstraling van de STOLI-merken doet hier niet aan af. Ook als Spirits zich met de STOLI-merken speciaal op de LHBT-gemeenschap zou richten, is ook in deze gemeenschap sprake van verwarringsgevaar.

 

De gevorderde winstafdracht wordt toegewezen. Ook moet Spirits opgave doen. Het gevorderde depot verbod jegens Spirits wordt afgewezen. FKP vordert 1019h Rv proceskosten van € 178.707,91, maar de rechtbank wijst in het kader van de indicatietarieven voor een complexe zaak een bedrag van € 40.000 toe.

 

ECLI:NL:GHDHA:2018:13

 

Deze uitspraak wordt besproken in de volgende webinars:

IE-update 1e kwartaal 2018

Merkenrecht 2018 Deel 2