Inschrijving beeldmerk panter geweigerd wegens verwarringsgevaar met ouder beeldmerk

26-02-2018 Print this page
IEPT20180130, GEU, Arctic Cat v EUIPO

Merkenrecht. Beroep tegen de weigering van inschrijving van het beeldmerk (afbeelding links) van Arctic Cat in klasse 25 (o.a. kleding en sportkleding). De oppositie, ingesteld door Slazengers, slaagde omdat de Kamer van Beroep oordeelde dat er verwarringsgevaar kan ontstaan tussen haar beeldmerk (afbeelding rechts) en het beeldmerk van Arctic Cat.

 

Het beroep faalt. Arctic Cat voert aan dat de Kamer van Beroep er verkeerd van uit gaat dat maar een klein deel van het relevante publiek een verhoogd aandachtsniveau heeft en dat de merken visueel en conceptueel op elkaar lijken. Verder gaat de Kamer van Beroep er aan voorbij dat het oudere merk zelf een gering onderscheidend karakter heeft bij de vergelijking van het nieuwe  merk met het oudere merk.

 

Het Gerecht bepaalt met betrekking tot de eerste grief dat hoewel een deel van het publiek een hoger aandachtsniveau heeft bij het uitzoeken van beschermende kleding en dat een ander gedeelte van het publiek de producten niet voor dit doeleinde gebruikt en daarmee een lager aandachtsniveau heeft. In dat geval moet aan dat hand van het aandachtsniveau van het relevante publiek met het laagste aandachtsniveau worden geoordeeld of er sprake is van verwarringsgevaar, zodat de Kamer van Beroep hier juist over heeft geoordeeld.

 

Met betrekking tot de overeenstemming van de merken stelt Arctic Cat dat de details van de merken zodanig verschillen dat enige visuele overeenstemming tussen de twee merken vervalt. Het Gerecht gaat hier niet in mee, omdat het – ook in de kledingsector – gaat om de totaalindruk. De totaalindruk stemt overeen. Het Gerecht volgt appellant niet in de stelling dat het nieuwe merk een fantasiedier moet voorstellen, terwijl het oude merk een zwarte panter moet voorstellen en dat hierdoor geen sprake is van visuele en conceptuele overeenstemming.

 

Het Gerecht gaat ook niet mee in de laatste grief die stelt dat het oude merk zelf een gering onderscheidend vermogen heeft. Dit sluit op zichzelf namelijk niet uit dat er sprake kan zijn van verwarringsgevaar, omdat dit slechts een van de factoren is aan de hand waarvan verwarringsgevaar wordt vastgesteld. Dit alles in overweging genomen oordeelt het Gerecht dat de Kamer van Beroep een juist oordeel heeft geveld; het nieuwe merk mag niet worden ingeschreven.

 

T-113/16 - ECLI:EU:T:2018:43