EUIPO dient zowel dictum als rechtsoverwegingen uit vernietigingsarrest na te leven

26-06-2018 Print this page
IEPT20180208, GEU, Sony v EUIPO

Merkenrecht. Beroep ingesteld tegen beslissing tweede Kamer van Beroep om het beeldmerk VIETA voor waren in klasse 9 (o.a. cd’s, tv’s, luidsprekers en fotocamera’s)  in stand te houden voor een deel van de waren in klasse 9 (‘luidsprekers, klankkasten en geluidsversterkers’ en ‘computers, videoschermen, apparaten voor het weergeven van geluid of beeld, televisietoestellen, platenspelers’) nadat een verzoek tot vervallenverklaring was ingediend door Sony wegens het niet normaal gebruik van het merk.

 

Het beroep slaagt. Het arrest in een eerdere uitspraak in deze zaak bij het Gerecht EU (GEU 10 december 2015) is definitief geworden en heeft daarmee gezag van gewijsde gekregen. De Kamer van Beroep heeft correct uitvoering gegeven aan het eerdere arrest door te verklaren dat de beslissing van het Gerecht ten aanzien van het normaal gebruik van het merk voor luidsprekers, klankkasten, geluidsversterkers, videoschermen, tv’s en platenspelers was aangetoond en deze beslissing definitief was geworden. De Kamer van Beroep heeft terecht geoordeeld dat het haar vrij stond, na gedeeltelijke vernietiging door het Gerecht, een nieuwe beslissing te nemen aangaande “apparaten voor het weergeven van geluid of beeld”. De Kamer van Beroep heeft echter geheel in strijd met het arrest van het Gerecht gesteld dat de uitdrukking “apparaten voor het weergeven van geluid of beeld” een duidelijke en nauwkeurige inhoud heeft, te weten televisietoestellen en dat daarmee het normaal gebruik van het merk voor deze waren daarmee was gegeven. Het beroep slaagt aldus en de beslissing van de Kamer van Beroep wordt vernietigd.

 

“37. Volgens vaste rechtspraak werkt een vernietigingsarrest ex tunc en ontneemt het dus met terugwerkende kracht aan de vernietigde handeling haar gelding [zie arrest van 25 maart 2009, Kaul/BHIM – Bayer (ARCOL), T402/07, EU:T:2009:85, punt 21 en aldaar aangehaalde rechtspraak].

 

38. Uit diezelfde rechtspraak blijkt tevens dat, om zich te voegen naar een vernietigingsarrest en hieraan volledig uitvoering te geven, de instelling die de vernietigde handeling heeft vastgesteld, niet alleen het dictum moet naleven, maar ook de rechtsoverwegingen die daartoe hebben geleid en er de noodzakelijke steun aan bieden in die zin dat zij onontbeerlijk zijn om de juiste betekenis van het dictum te bepalen. Het zijn immers deze rechtsoverwegingen die allereerst aangeven welke bepaling precies als onwettig wordt beschouwd, en vervolgens wat precies de redenen zijn van de in het dictum vastgestelde onwettigheid en waarmee de betrokken instelling bij de vervanging van de vernietigde handeling rekening moet houden [arresten van 13 april 2011, Safariland/BHIM – DEF-TEC Defense Technology (FIRST DEFENSE AEROSOL PEPPER PROJECTOR), T262/09, EU:T:2011:171, punt 41, en 8 juni 2017, Bundesverband Deutsche Tafel/EUIPO – Tiertafel Deutschland (Tafel), T326/16, niet gepubliceerd, EU:T:2017:380, punt 19].

 

[…]

 

41. Daarentegen heeft de kamer van beroep in de bestreden beslissing het arrest van 10 december 2015, Vieta (T690/14, niet gepubliceerd, EU:T:2015:950), duidelijk geschonden door – geheel in strijd met de met gezag van gewijsde beklede vaststellingen van het Gerecht (zie punt 35 hierboven) – te verklaren dat de uitdrukking „apparaten voor het weergeven van geluid of beeld” een duidelijke en nauwkeurige inhoud heeft en slechts één type van waren omvat, te weten televisietoestellen, en door daaruit af te leiden dat het bewijs van het normaal gebruik was geleverd voor „apparaten voor het weergeven van geluid of beeld”. Het is dus ook geheel in strijd met punt 1 van het dictum van het arrest van 10 december 2015, Vieta (T690/14, niet gepubliceerd, EU:T:2015:950) – dat zelf ook onder het gezag van gewijsde valt (zie punt 35 hierboven) – dat de vierde kamer van beroep verzoeksters beroep tegen de beslissing van de nietigheidsafdeling van 23 augustus 2013 heeft verworpen. Zodoende heeft zij de afwijzing van de vordering tot vervallenverklaring van het litigieuze merk voor „apparaten voor het weergeven van geluid of beeld”, zoals beslist door de nietigheidsafdeling in haar bovengenoemde beslissing en vervolgens door de tweede kamer van beroep in de eerste beslissing, opnieuw bevestigd.”

 

T-879/16 – ECLI:EU:T:2018:77