Verwarringsgevaar tussen aangevraagd Uniewoordmerk NORMOSANG en oudere woordmerken NORMON, NORMOVITE en NORMAXACINA

13-08-2018 Print this page
IEPT20180309, GEU, Recordati Orphan Drugs v EUIPO

Merkenrecht. Beroep ingesteld tegen niet-inschrijving Uniewoordmerk NORMOSANG voor waren in klasse 5 (farmaceutische preparaten bevattend menselijk hemin) wegens verwarringsgevaar nadat oppositie was ingesteld door de houder van het oudere internationale en Spaanse woordmerk NORMON en de oudere Spaanse woordmerken NORMOVITE en NORMOXACINA voor waren in klasse 5 (o.a. farmaceutische en diergeneeskundige preparaten en producten).

 

Het beroep faalt. Het Gerecht oordeelt dat de Kamer van Beroep terecht heeft besloten dat het relevante publiek voor de merken bestaat uit zowel (gezondheids)specialisten als patiënten, nu geen bewijs is geleverd dat patiënten in het geheel niet betrokken zijn bij de keuze voor hun behandeling. Dit publiek heeft een hoge mate van aandacht. Visueel en auditief stemmen de merken overeen; het gelijke element ‘normo’ is hier met name van belang. Het verschil in de overige elementen van het merk zorgen feit dat slechts sprake is van een gemiddelde mate van overeenstemming. Een begripsmatige vergelijking is in casu niet mogelijk doordat het woord NORMOSANG op zichzelf niet een specifieke betekenis heeft. Ondanks het hoge aandachtsniveau komt het Gerecht, net als de Kamer van Beroep, tot het oordeel dat er sprake is van verwarringsgevaar tussen beide merken nu de merken gemiddeld overeenstemmen en de waren identiek zijn.

 

Met betrekking tot de klacht van verzoeker dat de Kamer van Beroep ook onjuist heeft geoordeeld met betrekking tot de vermeende vreedzame co-existentie, oordeelt het Gerecht als volgt. De Kamer van Beroep vereiste onterecht dat verzoeker bewijs overlegde van vreedzame co-existentie van de merken binnen de gehele EU, omdat het relevante territorium zich beperkte tot Spanje en dus alleen hier vreedzame co-existentie moest worden bewezen. Dit betreft echter geen fout waardoor de beslissing van de Kamer van Beroep moet worden vernietigd. Ook binnen de Spaanse markt is echter geen sprake van vreedzame co-existentie nu er geen bewijs is dat het publiek de twee merken als zodanig kon onderscheiden en de verkoopvolumes van het aangevraagde merk zeer laag waren (minder dan €10.000/vijf stuks per jaar). De toestemming van gezondheidsautoriteiten om het product op de markt te brengen, die tevens rekening houden met eventueel verwarringsgevaar tussen de merken, doet hier ook niet aan af nu dit niet het relevante publiek vormt en zij niet gerechtigd zijn om een beoordeling met betrekking tot verwarringsgevaar uit te voeren.

 

“98. Furthermore, the applicant’s argument that the granting of marketing authorisations for the goods sold by it is evidence of the absence of confusion between the marks at issue, and therefore of peaceful coexistence within the meaning of the case-law, cannot be accepted. In the first place, the competent authorities in this matter are not part of the public concerned, which is composed of health professionals, that is to say, those who prescribe or administer the medicinal product in question, and of patients. In the second place, EUIPO is fully entitled to maintain that those authorisations have no bearing on the assessment of likelihood of confusion in connection with the application of Regulation No 207/2009”

 

T-103/17 – ECLI:EU:T:2018:126