Artistieke vrijheid geldige reden voor gebruik van een teken ‘sub d’

29-10-2019 Print this page
IEPT20191014 BenGH, Moet Hennessy v Cedric Art

Artistieke vrijheid vormt een geldige reden voor gebruik van een teken  ex. art. 2.20 lid 2 sub d BVIE wanneer de kunstuiting het originele resultaat is van een creatief vormgevend proces dat niet erop is gericht het merk of de merkhouder schade toe te brengen.

 

MERKENRECHT

 

Verweerster maakt schilderijen waarop Dom Pérignon-merken van eiseres duidelijk identificeerbaar zijn of die neerkomen op speelse variatie van deze merken. De werken hebben een ironiserende en soms ook erotische inslag (woorden van de rechter). Volgens eiseres leveren deze werken een inbreuk op van de Dom Pérignon-merken.

 

De verwijzende rechter, de Nederlandstalige rechtbank van koophandel Brussel, verzoekt het Benelux Gerechtshof om uitleg van artikel 2.20 lid 2 d BVIE en stelt daartoe de prejudiciële vraag die samenvattend als volgt luidt:

Kan de vrijheid van meningsuiting en de artistieke vrijheid in het bijzonder, artikel 10 EVRM, een ‘geldige reden’ uitmaken in de zin van artikel 2.20 lid 1 sub d (thans 2.20 lid 2 sub d) BVIE? En welke criteria moet de nationale rechter in aanmerking nemen ter beoordeling van het evenwicht tussen die grondrechten en welk belang moet er aan elk van die criteria worden gehecht?

 

In het arrest, Bulldog v. Red Bull (IEPT20140206) heeft het HvJEU geoordeeld dat het begrip geldige reden er toe strekt een evenwicht te vinden tussen de rechten van de merkhouder en de belangen van een derde-gebruiker van het teken. Uit considerans 27 bij de Merkenrichtlijn (EU) 2015/2436 blijkt dat het gebruik van het merk door derden met het oog op artistieke expressie als billijk moet worden beschouwd wanneer dit gebruik tevens strookt met de eerlijke gebruiken in nijverheid en handel.

 

De artistieke vrijheid als aspect van het recht op vrije meningsuiting van de kunstenaar, dat wordt beschermd door artikel 10, lid 1, EVRM, kan aldus een dergelijke ‘geldige reden’ uitmaken. Dit is het geval wanneer sprake is van een kunstuiting die het originele resultaat is van een creatief vormgevend proces. De artistieke vrijheid als ‘geldige reden’ is evenwel onderworpen aan de beperkingen vervat in artikel 10, lid 2, EVRM, die in een democratische samenleving noodzakelijk zijn in het belang van de bescherming van de goede naam of de rechten van anderen, in dit geval de merkhouder. De kunstuiting mag niet erop zijn gericht het merk of de merkhouder schade toe te brengen. De rechter dient deze afweging te maken rekening houdend met alle omstandigheden van de zaak.

 

Artistieke vrijheid vormt dus een geldige reden in de zin van artikel 2.20 lid 2 d BVIE voor het gebruik van een teken dat gelijk is aan of overeenstemt met het merk, anders dan ter onderscheiding van waren of diensten, indien de kunstuiting het originele resultaat is van een creatief vormgevend proces dat niet erop is gericht het merk of de merkhouder schade toe te brengen.

 

courbeneluxhof.be A2018/1

 

Deze uitspraak wordt besproken in de volgende webinars:

IE-Update 4e kwartaal 2019

Merkenrecht 2019 Deel 2