HvJEU verwijst de vijf L’Oréal-zaken met betrekking tot de ‘Master’-merken terug naar het Gerecht

07-06-2018 Print this page
IEPT20180530, HvJEU, L'Oréal

HvJEU verwijst de vijf L’Oréal-zaken met betrekking tot de ‘Master’-merken terug naar het Gerecht: Gerecht heeft de feiten en het betoog van L’Oréal onjuist opgevat en artikel 8, lid 1, onder b), van de Uniemerkenverordening geschonden. Oordeel Gerecht dat het meest onderscheidend vermogen van het merk het element “Masters” is, is dubbelzinnig en onvolledig, motivering ontbreekt en wordt niet onderbouwd door jurisprudentie. Voorts heeft het Gerecht onvoldoende gemotiveerd waarom zij een vergelijking van alle onderscheidende kenmerken van de conflicterende merken buiten beschouwing heeft gelaten bij haar onderzoek naar het verwarringsgevaar.

 

MERKENRECHT

 

In onderhavige zaken, die samengevoegd zijn, gaat het om vijf L’Oréal merkaanvragen bestaan uit het element ‘Master’ in combinatie met de woorden: ‘Precise, Smokey, Shape, Drama en Duo’ , voor oog make-up. Hiertegen heeft Guinot (een producent van exclusieve verzorgingsproducten) oppositie ingediend op basis van hun oudere woord-/beeldmerk “Masters Colors Paris” voor onder andere make-up.

 

 

In de procedure voor het Hof klaagt L’Oréal dat het Gerecht de feiten en het betoog van L’Oréal onjuist heeft opgevat. Het gerecht heeft geoordeeld dat L’Oréal geen verweer heeft gevoerd tegen de conclusie van de Kamer van Beroep dat het element “Masters” het meest onderscheidende element van het oudere merk was. Het Hof merkt op dat de bij het Gerecht ingediende verzoekschrift een lijst van vormen van gebruik van de term “Master” voor make-up gerelateerde waren en diensten bevat, die als bewijs diende voor het banale, aanprijzende en niet-onderscheidende karakter van deze term. EUIPO stelt dat de zin dat L’Oréal geen verweer heeft gevoerd tegen de conclusie van de kamer van beroep dat het element “Masters” het meest onderscheidende element van het oudere merk was, ook opgevat kan worden als dat het zinloos was voor verzoekster om op te komen tegen het onderscheiden vermogen van het element “Master” omdat zij in de eerdere procedure het ontbreken van onderscheidend vermogen of het zwakke onderscheidend vermogen van alle woord- en beeldelementen van het oudere merk niet heeft betwist, maar dat alleen bij het element "Masters” heeft gedaan. Enige motivering voor deze interpretatie ontbreekt verder. Het Gerecht heeft geen enkele rechtspraak genoemd die zou kunnen helpen bij de uitlegging van dit oordeel, terwijl er rechtspraak van het Gerecht bestaat waarin wordt geoordeeld dat wanneer de overeenstemmende elementen van twee tekens een laag onderscheidend vermogen hebben, het gewicht dat aan deze elementen in de algehele beoordeling van het onderscheidend vermogen toegekend wordt, zelf ook laag is. (22 februari 2018, International Gaming Projects/EUIPO – Zitro IP (TRIPLE TURBO), T 210/17, niet gepubliceerd).
Volgens het Hof is de motivering van dit oordeel dubbelzinnig en onvolledig.

 

Het tweede middel richt zich tegen de analyse van het Gerecht van het verwarringsgevaar tussen de merken, waarbij geen rekening is gehouden met alle factoren in de zaak, maar dat het element “Masters” kunstmatig is geïsoleerd en als enig dominerend bestanddeel is gebruikt. Zelfs als het Gerecht opnieuw zou vaststellen dat het “Master”-element zwak onderscheidend is, zou het moeten toegeven dat, in alle elementen tezamen in ogenschouw genomen. in combinatie met het element ‘Precise’ de merken voldoende verschillen en er geen gevaar voor verwarring bestaat bij een redelijk oplettend en goed geïnformeerd publiek. Het Gerecht heeft niet gereageerd op de klacht van verzoeksters dat deze gang van zaken een onjuist toepassing oplevert van de beginselen van de rechtspraak met betrekking tot de algemene beoordeling van merken. Het Gerecht heeft nagelaten te motiveren waarom een vergelijking van de onderscheidende kenmerken van de conflicterende merken buiten beschouwing is gelaten bij de analyse van het verwarringsgevaar.

 

IEPT20180530, HvJEU, L'Oréal

 

C-519/17 P - ECLI:EU:C:2018:348

 

Deze uitspraak wordt besproken in de volgende webinars:

IE-update 2e kwartaal 2018