Beroep franchisenemers op dwaling bij aangaan franchiseovereenkomst verworpen

12-06-2018 Print this page
IEPT20180605, Hof Den Bosch, Franchiseovereenkomst

Op grond van dwaling bij sluiten franchiseovereenkomst gestoelde vorderingen franchisenemers ex artikel 3:52 BW verjaard: meer dan drie jaar verstreken tussen ontdekken dwaling en beroep daarop. Franchisenemers kunnen zich ook niet verweren met beroep op dwaling: weliswaar kan beroep op dwaling ex artikel 3:51 lid 3 BW te allen tijde worden gedaan ter afwering in rechte van een op de rechtshandeling steunende vordering, onvoldoende onderbouwd dat dat door franchisegever een ondeugdelijke winstprognose is vertrekt en dat franchisenemers bij juiste voorstelling van zaken niet zouden hebben gecontracteerd.  Terecht geoordeeld dat franchisegever voor wat betreft op auteursrecht gebaseerde vorderingen niet heeft te gelden als materiele procespartij: zij treedt op als lasthebber van [holding]. Franchiseovereenkomsten niet nietig op grond van Mededingingswet: weliswaar sprake van verticale prijsbinding welke in strijd is met artikel 6 lid 1 Mw, onvoldoende onderbouwd dat de overeenkomst daardoor in zijn geheel nietig is. Onvoldoende onderbouwd dat franchisegever tekort is geschoten in nakoming overeenkomst. Ook beroep op onvoorziene omstandigheden onvoldoende onderbouwd. [appellant 2] kan geen nakoming van de overeenkomst vorderen: vorderingsrechten van inmiddels failliete franchisegever zijn aan [appellant 2]  gecedeerd, maar [appellant 2]  heeft niet de rechtspositie van franchisegever overgenomen. Gevorderde inzage geweigerd: vordering heeft geen betrekking op bepaalde bescheiden ex artikel 843a lid 1 Rv. [geïntimeerde 4]l verantwoordelijk voor schade franchisegever als gevolg van derdenbeslagen: vorderingen waarvoor beslagen zijn gelegd bleken geheel ongegrond.

 

FRANCHISE - BURGERLIJK RECHT 

 

IEPT20180605, Hof Den Bosch, Franchiseovereenkomst

 

ECLI:NL:GHSHE:2018:2370