Lidstaten moeten collectieve beheersorganisatie voor merkhouders erkennen indien deze naar nationaal recht zich tot rechter kan wenden

08-08-2018 Print this page
IEPT20180807, HvJEU, SNB-REACT v Deepak Mehta

Lidstaten ex artikel 4, onder c) Handhavingsrichtlijn verplicht om een instantie voor de collectieve vertegenwoordiging van merkhouders de bevoegdheid te verlenen om in eigen naam te verzoeken om de toepassing van de in de Handhavingsrichtlijn vastgestelde rechtsmiddelen en om zich in eigen naam tot de rechter te wenden, mits deze instantie naar nationaal recht wordt geacht een rechtstreeks belang te hebben bij de vrijwaring van deze rechten en zich daartoe tot de rechter kan wenden, hetgeen de verwijzende rechter dient na te gaan. In artikel 12-14 Richtlijn betreffende elektronische handel vastgestelde aansprakelijkheidsbeperkingen gelden voor dienstverlener die IPadressen verhuurt en registreert waardoor domeinnamen anoniem kunnen worden gebruikt, mits deze dienst onder een van de in deze artikelen bedoelde categorieën van diensten valt en aan alle overeenstemmende voorwaarden voldoet, voor zover de activiteit van een dergelijke dienstverlener een louter technisch, automatisch en passief karakter heeft, hetgeen impliceert dat hij kennis van noch controle heeft over de door zijn klanten doorgegeven of opgeslagen informatie en geen actieve rol speelt door zijn klanten in staat te stellen hun online verkoopactiviteit te optimaliseren, hetgeen de verwijzende rechter dient na te gaan.

 

HANDHAVING - COLLECTIEF BEHEER

 

SNB-REACT houdt zich bezig met de collectieve vertegenwoordiging van merkhouders en heeft bij de Harju Maakohus (rechter in eerste aanleg Harju, Estland) een vordering tegen Mehta ingesteld tot beëindiging van de inbreuk op rechten van tien van haar leden, tot onthouding van verdere inbreuken en tot vergoeding van de door hem berokkende schade. Mehta zou domeinnamen op internet hebben geregistreerd waarop onrechtmatig gebruik werd gemaakt van tekens die gelijk zijn aan de merken van haar leden en websites waarop onrechtmatig waren met dergelijke tekens werden verkocht. Mehta was volgens SNB-REACT de houder van de IP-adressen die overeenstemmen met die domeinnamen en de websites. Volgens SNB-REACT is Mehta aansprakelijk wegens het onrechtmatige gebruik van de betrokken tekens door deze domeinnamen en websites en daarvan herhaaldelijk op de hoogte gebracht. In eerste aanleg werden de vorderingen afgewezen, ten eerste omdat de rechtbank van oordeel was dat SNB-REACT niet bevoegd was om op eigen naam een vordering in te stellen ter eerbiediging van de rechten van haar leden. Ten tweede werd geoordeeld dat SNB-REACT had aangetoond dat Mehta de houder was van de IP-adressen die gekoppeld zijn aan de domeinnamen waarop onrechtmatig gebruik wordt gemaakt van de tekens die gelijk zijn aan de merken van de leden, maar was niet aangetoond dat Mehta de houder was van deze domeinnamen en websites en evenmin dat zij zelf onrechtmatig gebruik maakte van de tekens. De verwijzende hoger beroepsrechter stelt vragen over de procesbevoegdheid van een instantie als SNB-REACT en over de aansprakelijkheid van Mehta. De prejudiciële vragen worden als volgt beantwoord:

 

1) Artikel 4, onder c), van richtlijn 2004/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten moet aldus worden uitgelegd dat de lidstaten verplicht zijn om een instantie voor de collectieve vertegenwoordiging van merkhouders, zoals de vereniging in het hoofdgeding, de bevoegdheid te verlenen om in eigen naam te verzoeken om de toepassing van de in deze richtlijn vastgestelde rechtsmiddelen teneinde de rechten van deze houders te vrijwaren en om zich in eigen naam tot de rechter te wenden teneinde deze rechten te doen gelden, mits deze instantie naar nationaal recht wordt geacht een rechtstreeks belang te hebben bij de vrijwaring van deze rechten en overeenkomstig dat recht zich daartoe tot de rechter kan wenden, hetgeen de verwijzende rechter dient na te gaan.

 

2) De artikelen 12 tot en met 14 van richtlijn 2000/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2000 betreffende bepaalde juridische aspecten van diensten van de informatiemaatschappij, met name elektronische handel, op de interne markt („richtlijn betreffende elektronische handel”) moeten aldus worden uitgelegd dat de daarin vastgestelde beperkingen van de aansprakelijkheid gelden voor een dienstverlener als die in het hoofdgeding, die IPadressen verhuurt en registreert waardoor domeinnamen anoniem kunnen worden gebruikt, mits deze dienst onder een van de in deze artikelen bedoelde categorieën van diensten valt en aan alle overeenstemmende voorwaarden voldoet, voor zover de activiteit van een dergelijke dienstverlener een louter technisch, automatisch en passief karakter heeft, hetgeen impliceert dat hij kennis van noch controle heeft over de door zijn klanten doorgegeven of opgeslagen informatie en geen actieve rol speelt door zijn klanten in staat te stellen hun online verkoopactiviteit te optimaliseren, hetgeen de verwijzende rechter dient na te gaan.

 

IEPT20180807, HvJEU, SNB-REACT v Deepak Mehta

 

C-521/17 - ECLI:EU:C:2018:639