Kinderondergoed van Hema maakt geen inbreuk op krokodil-beeldmerk van Lacoste

19-12-2018 Print this page
IEPT20181218, Rb Den Haag, Lacoste v Hema
(Met dank aan Michiel Odink en Roel Dolk, Leeway)

Grijs setje kinderondergoed van Hema maakt geen inbreuk op krokodil-beeldmerk van Lacoste ex artikel 9 lid 2 sub b en c UMVo en artikel 2.20 lid 1 sub b en c BVIE: publiek zal figuurlijke zee aan reptielen als versiering aanmerken en niet als merkgebruik, nu marktonderzoek sturend is en niet uitgevoerd onder het relevante publiek is bovendien niet aannemelijk geworden dat het publiek kan denken dat het grijze setje van Lacoste afkomstig kan zijn. Ook geen sprake van inbreuk ex artikel 2.20 lid 1 sub d BVIE voor gebruik anders dan als merk: onvoldoende onderbouwd dat Hema ongerechtvaardigd voordeel trekt uit merken Lacoste, ook afbreuk aan onderscheidend vermogen onvoldoende onderbouwd. Ook blauw hemdje van Hema met daarop één krokodil in een bescheiden grootte maakt geen inbreuk op de krokodil-beeldmerken: hier weliswaar geen sprake van gebruik als loutere versiering, behoorlijke mate van visuele en begripsmatige overeenstemming tussen merk en teken, beide gebruikt voor (kinderkleding), nu het blauwe hemdje uitsluitend bij Hema wordt aangeboden - dat geen producten van andere merken verkoopt - en van post-sale confusion geen sprake kan zijn nu het hemdje niet voor derden zichtbaar gedragen wordt, is echter geen sprake van verwarringsgevaar.

 

 

MERKENRECHT

 

In het voorjaar van 2018 heeft Hema het hiernaast afgebeelde kinderondergoed op de markt gebracht. Lacoste stelt dat Hema hiermee inbreuk maakt op haar bekende krokodil-beeldmerk. Volgens de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag is hiervan echter geen sprake.

 

Met betrekking tot het grijze setje overweegt de voorzieningenrechter dat sprake is van een figuurlijke zee aan (gestileerde) dieren waarmee zowel het hemdje als het broekje geheel zijn bedekt, zodat het gebruik van de reptielen door Hema door het publiek niet zal worden opgevat als gebruik als merk, maar als versiering. Bovendien is volgens de voorzieningenrechter niet aannemelijk dat het publiek kan menen dat het grijze setje van Lacoste of daarmee verbonden ondernemingen afkomstig kan zijn. Het door Lacoste ingebrachte marktonderzoek is daarvoor niet voldoende, nu de vragen sturend zijn en niet zijn gesteld aan het relevante publiek: (groot)ouders met kinderen. Ook van inbreuk ex artikel 2.20 lid 1 sub d (gebruik anders dan als merk) is volgens de voorzieningenrechter geen sprake nu onvoldoende is onderbouwd dat Hema ongerechtvaardigd voordeel trekt uit de merken van Lacoste, en ook afbreuk aan onderscheidend vermogen van die merken onvoldoende is onderbouwd.

 

In het kader van het blauwe hemdje is van gebruik louter als versiering  geen sprake. Omdat het hier gaat om één krokodil in bescheidend grootte kan het publiek volgens de voorzieningenrechter wel degelijk denken dat het om een merk gaat. Bovendien is sprake van behoorlijke mate van visuele en begripsmatige overeenstemming tussen merk en teken en worden deze gebruikt voor dezelfde waren. Van inbreuk ‘sub b’ is volgens de voorzieningenrechter echter geen sprake nu verwarringsgevaar ontbreekt. De voorzieningenrechter overweegt hiertoe dat het blauwe hemdje, uitsluitend wordt aangeboden in fysieke of online Hema-winkels, waar geen producten worden verkocht van een ander merk dan Hema. Van post-sale confusion zal volgens de voorzieningenechter evenmin sprake zijn omdat het hemdje niet voor derden zichtbaar gedragen wordt zodat geen ander publiek ermee wordt geconfronteerd. Gelet op het bovenstaande worden de vorderingen van Lacoste afgewezen.

 

IEPT20181218, Rb Den Haag, Lacoste v Hema

 

(kopie originele vonnis)