Geen spoedeisend belang bij verbodsvordering en merkinbreuk onvoldoende aannemelijk

15-10-2019 Print this page
IEPT20190830, Rb Den Haag, Salam

Geen spoedeisend belang door gebrek aan voortvarend optreden tegen auteursrechtinbreuk op SALAM-logo:  voldoende aannemelijk dat eiser op de hoogte was van de door hem gestelde inbreuk. Merkinbreuk onvoldoende aannemelijk gemaakt: niet weersproken dat er onvoldoende overeenstemming is tussen merk en teken en geen sprake van gelijke waren of diensten.

 

AUTEURSRECHT - MERKENRECHT

 

Kort geding. De voorzieningenrechter van rechtbank Gelderland heeft de zaak verwezen naar rechtbank Den Haag (IEPT20190621, Rb Gelderland, Salam). Gedaagde heeft op grote schaal worst met het SALAM-logo aan derden in Spanje verkocht. Eiser stelt dat hij dat voor het eerst ontdekte in de zomer van 2018 en dat hij geen connectie had met de winkels waar het werd verkocht. Eiser heeft bij dagvaarding het Uniemerk genoemd en een verbod gevorderd op basis van het Uniemerk. De voorzieningenrechter neemt aan dat eiser bedoeld een beroep te doen op artikel 9 lid 2 sub b van de Uniemerkenverordening. Ter zitting heeft eiser duidelijk gemaakt zijn verbodsvordering niet alleen op een Uniemerkrecht te beroepen, maar ook op een auteursrecht op het SALAM-logo.

 

Met betrekking tot de gestelde  auteursrechtelijke inbreuk betoogt gedaagde dat eiser geen spoedeisend belang heeft. De voorzieningenrechter is van oordeel dat eiser niet voortvarend genoeg heeft opgetreden tegen de door hem gestelde auteursrechtinbreuk door gedaagde op het SALAM-logo. Gedaagde heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat eiser al rond 10 april 2018 op de hoogte was van de leveringen van SALAM-worst door gedaagde. Ook heeft eiser ter zitting verklaard dat hij er voor 2018 al van op de hoogte was dat gedaagde worst produceerde en voorzag van het SALAM-logo, maar dat hij geen verdere actie heeft ondernomen omdat het om kleine partijen worst ging. De voorzieningenrechter is gezien deze omstandigheden van oordeel dat niet kan worden aangenomen dat spoedeisend belang bestaat bij de gevorderde verbodsvoorziening met betrekking tot auteursrechtinbreuk.

 

Met betrekking tot de merkinbreuk is van belang dat eiser niet heeft gesteld of en zo ja, waarom, aan de voorwaarde wordt voldaan dat het merk en de door gedaagde gebruikte tekens overeenstemmen. Gedaagde heeft onweersproken aangevoerd dat het Uniemerk geen of een beperkt onderscheidend vermogen heeft en er mede daardoor onvoldoende overeenstemming is tussen merk en teken. Verder heeft eiser niet gesteld en toegelicht of de diensten waarvoor het uniemerk is ingeschreven, te weten “Verwerking van voeding en drank; Verwerking van voedsel”, soortgelijk zijn aan de waren waarvoor het teken wordt gebruikt, namelijk worsten. De voorzieningenrechter is van oordeel dat niet kan worden aangenomen dat er sprake is van verwarringsgevaar en dat daarmee merkinbreuk op grond van artikel 9 lid 2 van de Uniemerkenverordening onvoldoende aannemelijk is gemaakt.

 

De voorzieningenrechter is van oordeel dat deze zaak kwalificeert als een eenvoudig kort geding en zoekt aansluiting bij de Indicatietarieven in IE-zaken.

 

IEPT20190830, Rb Den Haag, Salam

 

ECLI:NL:RBDHA:2019:9072