Octrooihouder recht op gebruik naam Invitria

22-10-2019 Print this page
IEPT20191016, Rb Den Haag, Medical Workshop v Sharpsight

(Met dank aan: Gino van Roeyen, LAWNCH en Bert Gravendeel, Gravendeel Advocaten)

Geen oordeel over auteursrechten naam Invitria: geschil over wie de naam heeft bedacht niet geschikt voor dit kort geding. (Sharpsight via) [A] na afloop Licentieovereenkomst recht de naam Invitria voor het product te (doen) gebruiken. [A] is octrooihouder van het product en heeft na afloop van Licentieovereenkomst als enige het recht het product te producen en verhandelen. Medical Workshop komt voor het gebruik van de naam Invitria door Sharpsight geen beroep toe op het door geregistreerde merk Invitria. Als zou worden aangenomen dat Medical Workshop de naam heeft bedacht, dan nog komt het recht op het gebruik van de naam toe aan (Sharpsight via) [A]. Proceskosten gematigd tot € 20.000. Kort geding aan te merken als een normaal tot complex kort geding. Aan Medical Workshop verboden om naam Invitria na 19 september te gebruiken. Ongeacht wie de naam Invitria heeft bedacht, kan Sharpsight (via [A]), wegens het aan haar toekomend recht op gebruik op de naam Invitria en de daarom in beginsel aan haar toekomende aanspraak op merkrechten op de naam Invitria, zich daar naar voorlopig oordeel immers tegen verzetten. Geen spoedeisend belang bij overdracht merk naast het op te leggen verbod.  Overdracht merk betekent mogelijk ook overdracht goodwill en kort geding leent zich niet voor het vereiste feitenonderzoek. Kern van het geschil tussen partijen is de vraag wie recht heeft op het gebruik van de naam Invitria zodra de Licentieovereenkomst op 19 november 2019 is geëindigd.

 

IE-VERBINTENISSENRECHT - MERKENRECHT

 

Beide partijen stellen de naam Invitria te hebben bedacht, althans de bedenker van die naam aan hun zijde te hebben, en menen daarmee als de (gemachtigde van de) maker van een auteursrechtelijk beschermd werk te kunnen worden aangemerkt. Beide partijen ontlenen daaraan de aanspraken op de door hen gedeponeerde Uniemerken voor de naam Invitria. In deze procedure hebben Medical Workshop en Sharpsight c.s. hun vorderingen ook voornamelijk op de aan die gesteld aan hen toekomende intellectuele eigendomsrechten (auteursrechten op de naam Invitria en (de daaruit voortvloeiende aanspraken op) het Medical Workshop-merk respectievelijk het Sharpsight-merk gebaseerd.

 

Volgens de voorzieningenrechter is de vraag wie de naam heeft bedacht echter niet geschikt om in dit kort geding te worden beslecht. Maar zelfs als in dit vonnis voorshands zou kunnen worden beslist wie de naam invitria heeft bedacht, dan beantwoordt dat niet zonder meer de centrale vraag wie recht heeft op het gebruik van de naam, vanaf 19 november 2019. Wie er recht heeft op gebruik van de naam, kan naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter alleen beantwoord worden door de afspraken tussen partijen die volgen uit de licentieovereenkomst in de beoordeling te betrekken. Partijen hebben dat zelf niet gedaan. De voorzieningenrechter is voorshands van oordeel dat redelijkerwijs geen andere zin aan de licentieovereenkomst kan worden toegekend dan dat het product en de naam Invitria aan elkaar zijn verbonden en dat de naam, ook na afloop van de Licentieovereenkomst, niet los kan worden gezien van het product. In de Licentieovereenkomst wordt het product expliciet met die naam benoemd en op die basis is het product ook al sinds 2009 op de markt. Partijen konden redelijkerwijs verwachten dat de naam Invitria aan het product verbonden zou blijven. Omdat vaststaat dat A de octrooihouder is en hij na afloop van de licentieovereenkomst als enige het recht heeft het product te produceren en te verhandelen, heeft Sharpsight, de werkmaatschappij waarvan A met holding Arluso enig aandeelhouder van is, naar voorlopig oordeel recht de naam Invitria voor het product te gebruiken. Wegens dit, aan Sharpsight toekomend recht op gebruik van de naam Invitria kan Sharpsight het gebruik door Medical Workshop verbieden.

 

IEPT20191016, Rb Den Haag, Medical Workshop v Sharpsight

 

ECLI:NL:RBDHA:2019:10913