Appellante gehandeld in strijd met waarheidsplicht (artikel 21 Rv)

30-01-2020 Print this page
IEPT20200107, Hof Den Bosch, Priveekollektie
(Met dank aan Marga Verwoert, Leeway Advocaten)

Appellante ontvankelijk in vorderingen: onvoldoende onderbouwd dat appellante vorderingsrechten en auteursrechten aan haar BV heeft overgedragen. Geen verhoging schadevergoeding van € 500 per object naar € 3.500 per object op grond van artikel 27a Aw: schadevergoeding is voor niet retourneren van deel van de Chandelier, niet voor inbreuk auteursrecht. Schadevergoeding van € 5.000 wegens inbreuk op persoonlijkheidsrechten blijft in stand: niet weersproken dat Priveekollektie niet zonder toestemming appellante nieuwe, veel kleinere Chandelier mocht laten maken en verkopen. Ten overvloede: zonder toestemming samenstellen kleinere Chandelier met lampen van grote Chandelier is wijziging van het werk (artikel 25(c) Aw. Verzet tegen wijziging niet in strijd met de redelijkheid: appellante is maker en eigenaar, Priveekollektie heeft voor samenstellen en verkoop kleine Chandelier volledig buiten appellante om gehandeld, verkoop vond na ruzie partijen plaats. Geen hogere voorziening mogelijk tegen verwijzing zaak naar de kantonrechter. Schadevergoeding van € 26.688,33 voor productiekosten Chandelier alsnog afgewezen: niet vast komen te staan dat de productiekosten door appellante zijn betaald. Ook indien afspraak over betaling productiekosten zou zijn gemaakt wordt schadevergoeding afgewezen: duurovereenkomst op grond waarvan Priveekollektie recht heeft om tegen provisie van 50% over verkoopprijs minus btw en minus productiekosten zaken te verkopen, geen afspraken over beëindiging overeenkomst waarmee recht van Priveekollektie om met verkoop inning productiekosten en provisie te realiseren vervalt, appellante blijft eigenaar van Chandelier en is enige die het in haar macht heeft productiekosten terug te verdienen, appellante blijft eigenaar van Chandelier en is enige die het in haar macht heeft productiekosten terug te verdienen. Vordering om appellante mee te laten werken aan verkoop Chandelier terecht afgewezen: onvoldoende aannemelijk dat Priveekollektie en gestelde koper het eens zouden zijn geworden over verkoop voor € 60.000 ondanks veiligheidsgebreken en gelet op inbreuk op persoonlijkheidsrechten kon niet van appellante worden gevergd mee te werken aan verkoop. Appellante heeft gehandeld in strijd met artikel 21 Rv: door o.a. te stellen dat zij productiekosten heeft betaald en ondanks tegenbewijs geen openheid van zaken te geven.

 

PROCESRECHT - OVEREENKOMSTEN - SCHADE

 

In 2008 hebben partijen een overeenkomst gesloten over het tentoonstellen en verkopen van door appellante ontworpen en vervaardigde voorwerpen, waaronder de “Chandelier”. De Chandelier bestaat uit onder meer handgeblazen kristallen objecten, waaronder 41 lampen genaamd “light blubs”. De Chandelier is in december 2008 tentoongesteld op een internationale designbeurs in Miami. Een latere tentoonstelling in 2009 is niet doorgegaan. Partijen zijn met onenigheid uit elkaar gegaan. De Chandelier is uiteindelijk teruggestuurd naar het bedrijf Solid Lighting, waarbij 15 van de 41 blubs ontbraken. Hiervan zijn 5 blubs gebruikt om een kleine Chandelier te maken die door Priveekollektie is verkocht. In eerste aanleg is Priveekollektie veroordeeld om onder meer een aantal kunstwerken te retourneren en moest een schadevergoeding worden betaald. Het vonnis wordt vernietigd.

 

Appellante vordert onder meer op grond van artikel 27a Aw verhoging van de schadevergoeding voor de ontbrekende blubs van € 500 per object naar € 3.500. Het hof oordeelt dat de schadevergoeding van € 500 per object niet naar € 3.500 wordt verhoogd, omdat de schadevergoeding voor het niet retourneren van een deel van de Chandelier is en niet wegens inbreuk op auteursrecht. De schadevergoeding wegens inbreuk op de persoonlijkheidsrechten van appellante door het maken van de kleine Chandelier blijft in stand. Er is niet weersproken dat Priveekollektie niet zonder toestemming van appellante een nieuwe, veel kleinere Chandelier mocht laten maken en verkopen. Ten overvloede wordt overwogen dat De Chandelier een­ auteursrechtelijk beschermd werk is en dat het zonder toestemming samenstellen van de kleinere Chandelier als wijziging van het werk kan worden aangemerkt ex artikel 25(c) Aw. Het verzet van appellante tegen de wijziging is niet in strijd met de redelijkheid. Het hof overweegt dat appellante de maker en eigenaar van de Chandelier is, dat Priveekollektie voor het samenstellen en de verkoop van de kleine Chandelier volledig buiten appellante om heeft gehandeld en dat de verkoop na de ruzie tussen partijen plaatsvond.

 

De door de kantonrechter toegewezen schadevergoeding van € 26.688,33 voor de productiekosten van de Chandelier wordt alsnog door het hof afgewezen, omdat niet is vast komen te staan dat de schade daadwerkelijk is geleden. Er is namelijk geen openheid van zaken gegeven en tijdens het pleidooi is gebleken dat de facturen niet althans niet integraal zijn betaald. Ook indien er afspraken over de betaling van de productiekosten zouden zijn gemaakt wordt de schadevergoeding door het hof afgewezen. Er is volgens het hof sprake van een duurovereenkomst op grond waarvan Priveekollektie het recht heeft om tegen een provisie van 50% over verkoopprijs minus btw en minus productiekosten zaken te verkopen. Er zijn geen afspraken gemaakt over de beëindiging van de overeenkomst waarmee het recht van Priveekollektie om met de verkoop inning productiekosten en provisie te realiseren vervalt. Het hof wijst vervolgens op  de stelling van appellante dat zij zich niet meer wil bezighouden met de verkoop van blubs, al dan niet in de vorm van een Chandelier, waardoor de productiekosten voor haar rekening dienen te blijven, omdat het immers appellante is die eigenaar blijft van de Chandelier en de enige is die het in haar macht heeft om de productiekosten terug te verdienen.

 

Het hof oordeelt vervolgens dat de vordering om appellante te laten meewerken aan de verkoop van de Chandelier terecht is afgewezen, omdat onvoldoende aannemelijk is dat Priveekollektie en de  gestelde koper het eens zouden zijn geworden over de verkoop van de Chandelier voor € 60.000,  ondanks de geconstateerde veiligheidsgebreken. Daarbij geldt ook dat gelet op de inbreuk op de  persoonlijkheidsrechten niet van appellante kan worden gevergd mee te werken aan de verkoop van de Chandelier.

 

Ten slotte wordt nog geoordeeld dat appellante in strijd met artikel 21 Rv heeft gehandeld door te stellen dat zij de productiekosten zou hebben betaald en ondanks de door Priveekollektie overgelegde verklaringen die erop duiden dat dit niet waar was, nooit openheid van zaken gegeven over de vraag welk bedrag zij op de twee betreffende facturen daadwerkelijk op welk tijdstip heeft voldaan.

 

IEPT20200107, Hof Den Bosch, Priveekollektie

 

ECLI:NL:GHSHE:2020:5