Aannemelijk dat certificeringswoordmerk “SCHIP” vervallen of nietig wordt verklaard in bodemprocedure

25-06-2020 Print this page
IEPT20200604, Rb Noord-Holland, SCHIP-aanpak

Aannemelijk dat certificeringswoordmerk “SCHIP” vervallen of nietig wordt verklaard in bodemprocedure: de Maatschap had geen certificeringsmerk mogen aanvragen, omdat zij ook zelf diensten verrichtte en verricht waarop het merk betrekking heeft (artikel 2.35bis(2) BVIE), overdracht certificeringsmerk aan Stichting voldoet alsnog niet aan eisen 2.35bis(2) BVIE, althans aan de ratio daarvan, nu de Stichting niet onafhankelijk van de Maatschap lijkt te zijn. Geen inbreuk op individueel woordmerk “SCHIP-aanpak”: uitleg op website gedaagde over wat SCHIP-aanpak inhoudt en dat zij getraind is in de SCHIP-aanpak betreft slechts beschrijvend gebruik en geen merkgebruik, wel merkgebruik waar gedaagde zichzelf gecertificeerd Schipmediator noemt, merk SCHIP-aanpak echter geregistreerd voor “Diensten door een psycholoog”, terwijl gedaagde geen diensten als psycholoog, maar als scheidingsbegeleider/mediator aanbiedt, waardoor geen sprake is van gelijke of overeenstemmende diensten. Als eiseressen wel een beroep op merkenrecht zou toekomen geen inbreuk: gedaagde heeft door de training die zij in 2017 heeft gevolgd en met het certificaat dat zij daarvoor heeft ontvangen het recht verkregen zich te profileren als (gecertificeerd) SCHIP-mediator, aan deze licentie zijn destijds geen voorwaarden verbonden, dus in beginsel als duurovereenkomst voor onbepaalde tijd te kwalificeren, gedaagde kan in ieder geval niet gedurende het lopende jaar het gebruik van het teken SCHIP in de aanduiding SCHIP-mediator worden ontzegd, gelet op (1) korte duur van periode die sinds afgeven van het certificaat is verstreken, (2) de communicatie over het gebruik van de aanduiding SCHIP-mediator, (3 ) de hap-snap wijze waarop het huidige licentieregime is geïntroduceerd en (4) omstandigheid dat de Maatschap zich daarbij van de onderhavige aspecten van de rechtsverhouding geen enkele rekenschap lijkt te hebben gegeven.

 

MERKENRECHT

 

Kort geding. Samenvatting rechtspraak.nl: Vraag of gedaagde inbreuk maakt op certificeringsmerk “SCHIP” en/of individueel merk “SCHIP-aanpak” van eisers door zichzelf te profileren als (gecertificeerd) Schipmediator. Gedaade heeft in 2017 een training in de zogenaamde Schip-aanpak gedaan, waarna zij van eisers het certificaat SCHIP-therapeut/SCHIP-mediator heeft ontvangen. Nadien hebben eisers een licentieregime geïntroduceerd en zijn zij in dat kader (aanvullende) voorwaarden gaan stellen aan het gebruik van haar certificeringsmerk “SCHIP” (gedeponeerd in 2019) en het individuele merk “SCHIP-aanpak” (gedeponeerd in 2016).

 

Merkinbreuk wordt niet aangenomen, omdat de voorzieningenrechter voorshands van oordeel is dat het aannemelijk is dat de bodemrechter een vordering tot verval/nietigverklaring van het certificeringsmerk “SCHIP” in een bodemprocedure zal toewijzen, aangezien niet lijkt te zijn voldaan aan het wettelijk vereiste van artikel 2.35bis lid 2 BVIE, althans aan de ratio daarvan. Ook inbreuk op het individuele merk “SCHIP- aanpak” wordt niet aangenomen, omdat gedaagde geen activiteiten verricht in de klasse waarvoor het merk is ingeschreven.

 

Ten overvloede wordt overwogen dat gedaagde met het volgen van de cursus en het verkrijgen van het certificaat in feite een stilzwijgend gebruiksrecht (licentie) heeft verkregen om zichzelf (gecertificeerd) SCHIP-mediator te noemen. Onder verwijzing naar HR 2 februari 2018 (ECLI:NL:HR:2018:141, NJ 2018/98) overweegt de voorzieningenrechter dat de voorwaarden waaronder die licentie is verleend niet in beton zijn gegoten en dat zich omstandigheden kunnen voordoen waaronder die voorwaarden kunnen worden gewijzigd. Echter, gegeven:

 

(1) de korte duur van de periode die is verstreken sedert de afgifte van het certificaat,

 

(2) de communicatie die er over het gebruik van de aanduiding 'SCHIP-mediator' heeft plaatsgevonden,

 

(3) de hap-snap wijze waarop het huidige licentie-regime is geïntroduceerd en

 

(4) de omstandigheid dat eisers zich daarbij van de onderhavige aspecten van de rechtsverhouding geen enkele rekenschap lijken te hebben gegeven,

 

is de voorzieningenrechter van oordeel dat het gebruik van het teken SCHIP in de aanduiding Schip-mediator voor het lopende jaar in ieder geval niet met een beroep op merkrechten aan gedaagde kan worden ontzegd.”

 

IEPT20200604, Rb Noord-Holland, SCHIP-aanpak

 

ECLI:NL:RBNHO:2020:4102