Sena ook exclusief bevoegd tot vaststelling hoogte billijke vergoeding ex artikel 7 WNR
17-07-2020 Print this page
(Met dank aan: Arnout Groen, Hofhuis Alkema Groen en Vivien Rorsch, La Rorsch)
Op grond van artikel 15(1) Wnr komt niet alleen de bevoegdheid tot inning en verdeling van de billijke vergoeding ex artikel 7 Wnr, maar ook de bevoegdheid tot vaststelling daarvan exclusief toe aan Sena.
Cassatie tegen het arrest van 12 maart 2019 (IEPT20190312), waarin het hof Den Haag oordeelde dat AMP het van Sena ontvangen bedrag van iets meer dan € 600.000 voor het gebruik van het nummer “Lolly” in Tell Sell reclames terug moet betalen, aangezien gelet op een tussen AMP en Tell Sell gesloten overeenkomst voor de naburige rechten van het nummer rechtsgeldig een billijke vergoeding van € 3.000 is afgesproken die ook is betaald. Zie ook ons eerdere bericht over de conclusie van A-G De Bock.
Het principale appel, waarin wordt gesteld dat het hof artikel 15(1) Wnr ten onrechte heeft geoordeeld dat AMP c.s. zelf met Tell Sell een billijke vergoeding konden afspreken als bedoeld in artikel 7 Wnr, slaagt. De Hoge Raad oordeelt dat uit de parlementaire geschiedenis volgt dat de wetgever de onderhandelingen over de hoogte van de billijke vergoeding van artikel 7 Wnr tot het takenpakket van Sena rekent. In de parlementaire geschiedenis is geen aanknopingspunt te vinden voor de opvatting dat de wetgever de rechthebbende zelf de bevoegdheid heeft willen laten om met de betalingsplichtigen te onderhandelen over de tariefstelling. Anders dan het hof oordeelde, is er geen grond om aan te nemen dat de wetgever in artikel 15(1), tweede volzin, Wnr bewust de woorden “met uitsluiting van anderen” heeft weggelaten. Dat geld te meer omdat de termen “ vaststelling” en “inning” in de tweede volzin in één adem worden genoemd, terwijl volgens de eerste volzin buiten twijfel is dat de inning bij uitsluiting aan Sena is opgedragen.
Het incidentele beroep wordt verworpen (artikel 81(1) RO).
Deze uitspraak wordt besproken in de volgende webinars:
Muziek- en Entertainmentrecht (2020-2022)
Naburige rechten 2019-2021
