Publicaties over strafrechtelijke vervolging en vermeende diefstal door oud-crewlid Normaal niet onrechtmatig

04-08-2020 Print this page
IEPT20200730, Rb Gelderland, Uitspraken over oudcrewlid Normaal

Perspublicatie van [gedaagde 2] en DPG over strafrechtelijke vervolging [eiser] niet onrechtmatig: gaat om nieuwswaardig feit dat voldoende wordt ondersteund in de feiten, enkele feit dat [eiser] is vrijgesproken leidt er niet toe dat geen enkele negatieve berichtgeving naar buiten mag worden gebracht. Uitingen op Facebook over door [gedaagde 1] en [gedaagde 3] over vermeende diefstal drumstel door [eiser] niet onrechtmatig: naam [eiser] wordt niet genoemd in eerste Facebookbericht, openlijk ruziemaken en ruw taalgebruik zijn bij [band] aan orde van de dag en bericht binnen half uur verwijderd, enkele feit dat [eiser] videofragment niet kan waarderen maakt fragment niet onrechtmatig, enkele berichten geplaatst in privësessie en men mag mening vormen over strafrechtelijke vrijspraak, onvoldoende onderbouwd dat [eiser] schade heeft geleden door Facebookberichten.
 

PUBLICATIE

 

[eiser] is oud-crewlid van [band]. [eiser] stelt dat de perspublicatie van [gedaagde 2] en DPG over de strafrechtelijke vervolging van [eiser] onrechtmatig is. Daarbij stelt [eiser] dat de uitingen op Facebook door [gedaagde 1] en [gedaagde 3] over de vermeende diefstal van een drumstel van [band] door [eiser] onrechtmatig is en leidt tot schade voor [eiser]. 

 

De rechtbank is het niet eens met de stellingen van [eiser]. Daartoe overweegt zij dat de perspublicatie gaat over een nieuwswaardig feit en voldoende wordt ondersteund in de feiten. Het enkele feit dat [eiser] is vrijgesproken leidt er niet toe dat geen negatieve berichtgeving naar buiten mag worden gebracht. De rechtbank concludeert dat de persvrijheid zwaarder behoort te wegen dan het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van [eiser]. 

 

Ten aanzien van de uitingen op Facebook overweegt de rechtbank dat de naam van [eiser] niet wordt genoemd in het eerste bericht. Daardoor is het niet aannemelijk dat dit bericht tot schade heeft geleid voor [eiser]. Daarbij is volgens de rechtbank ook van belang dat openlijk ruziemaken en ruw taalgebruik bij de [band] aan de orde van de dag is en dat het bericht binnen een half uur is verwijderd en spijt is betuigd door [gedaagde 1] en [gedaagde 3]. De rechtbank stelt dat het videofragment niet onrechtmatig kan worden geacht op de enkele grond dat [eiser] het fragment niet kan waarderen. Andere berichten zijn gedeeld in een privésessie. Het feit dat [gedaagde 1] in deze sessie vraagtekens plaatst bij de vrijspraak van [eiser] maakt deze berichten niet onrechtmatig. Men mag zijn of haar mening vormen over een dergelijke vrijspraak en mag deze mening uiten. Ten slotte acht de rechtbank het onvoldoende onderbouwd dat [eiser] schade heeft geleden door de Facebookberichten. [eiser] heeft geen financiële stukken overgelegd ter onderbouwing van deze stelling. De rechtbank wijst alle vorderingen dan ook af.

 

IEPT20200730, Rb Gelderland, Uitspraken over oudcrewlid Normaal

 

ECLI:NL:RBGEL:2020:3852