Vordering RPM tot opheffing beslag afgewezen

09-11-2020 Print this page
IEPT20201019, Rb Rotterdam, RPM v Philip Morrris
(Met dank aan Leonie Kroon, Dillinger Law)

Vordering RPM tot opheffen beslag en verbod tot nogmaals doen leggen van beslag op partij tabaksproducten afgewezen: summierlijk aannemelijk dat RPM eigenaar/rechthebbende van de Partij is, artikel 9 lid 4 UMVo van toepassing en niet het oudere Class-criterium, niet uitgesloten dat de Partij de T1 status heeft, maar Philip Morris kan ongeacht status een actie op grond van artikel 9 lid 4 UMVo instellen, verschillende omstandigheden brengen het oordeel met zich mee dat sprake zou kunnen zijn van illegale handel in tabaksproducten, mede op grond van proceshouding RPM kan niet worden uitgesloten dat de Partij bestemd is om elders zonder toestemming van Philip Morris op een markt te worden gebracht wat inbreukmakend handelen oplevert, twijfel dient reeds doorslaggevend te zijn voor het oordeel dat het Beslag moet rusten en belangenafweging noopt hier ook toe. 

 

IE-HANDHAVING - MERKENRECHT

 

RPG verhandelt onder meer sigaretten, likeuren en medische hulpmiddelen. Philip Morris opereert internationaal als tabaksproducent. Zij produceert onder andere tabakssticks voorzien van het merk HEETS. Deze sticks worden gebruikt in combinatie met het apparaat IQOS. Philip Morris heeft een merkenrecht op het woordmerk IQOS en het woord- en beeldmerk HEETS. Philip Morris heeft informatie gekregen over een mogelijk transport van een container met daarin tabakssticks van het merk HEETS naar de Filipijnen. Hoewel de sticks waren omgepakt heeft Philip Morris kunnen achterhalen dat het ging om een partij die bestemd was voor de (enige) Armeense distributeur van Philip Morris. De Partij is via een omweg uiteindelijk aangekomen in Rotterdam. Philip Moris heeft zich op het standpunt gesteld dat zij concrete aanwijzingen heeft dat sprake  is van (dreigende) illegale handel dan wel van smokkel. Philip Morris heeft dan ook beslag tot afgifte gelegd ter vernietiging onder Loendersloot als expediteur en douane-entreposeur.

 

RPM vordert opheffing van het beslag en een verbod tot het nogmaals doen leggen van beslag. De rechtbank oordeelt over die vorderingen als volgt. Summierlijk aannemelijk is dat RPM rechthebbende/eigenaar van de Partij is. Zij heeft een aankoopfactuur overgelegd, een verkoopfactuur en een aanbetalingsbewijs. De Partij is na inwerkingtreding van artikel 9 lid 4 UMVo aangekomen en onder douanetoezicht gesteld. Het beslag heeft diezelfde dag plaaatsgevonden. Het ligt dan ook voor de hand dat artikel 9 lid 4 UMVo van toepassing is en niet het oudere Class-criterium. Philip Morris kan zowel in het geval dat de Partij bestemd is om in de EER te worden verhandeld als wanneer dat niet het geval is een actie instellen op grond van dit artikel. 

 

Het is aannemelijk dat de Partij de T1 status heeft, maar dit is niet relevant voor het oordeel dat Philip Morris een actie kan instellen op grond van artikel 9 lid 4 UMVo. Tenslotte is nog van belang welk oogmerk RPM heeft met de Partij. Op grond van verschillende omstandigheden, zoals de onbegrijpelijke en kostbare vervoersbewegingen van de Partij kan geoordeeld worden dat sprake zou kunnen zijn van praktijken van illegale handel in tabaksproducten. Mede gezien de proceshouding van RPM en haar weigerachtigheid om de bestemming van de Partij kenbaar te maken, kan niet worden uitgesloten dat de Partij uiteindelijk bestemd is om zonder de instemming van Philip Morris elders op de markt te worden gebracht. Dit levet inbreukmakend handelen op. De twijfel die is ontstaan is doorslaggevend voor het oordeel dat het Beslag moet rusten. Een belangenafweging maakt dit oordeel niet anders. De vorderingen van RPM worden dan ook afgewezen.

 

IEPT20201019, Rb Rotterdam, RPM v Philip Morris

 

Kopie origineel vonnis

 

Anouck Bakhuis