Beoordeling ononderbroken periode van vijf jaar op tijdstip van instellen reconventionele vordering

12-01-2021 Print this page
IEPT20201217, HvJEU, Husqvarna

Het tijdstip waarop moet worden bepaald of de ononderbroken periode van vijf jaar van niet-gebruik is verstreken, is het tijdstip waarop de betrokken vordering is ingesteld: beoordeling aan de hand van het tijdstip van de laatste pleitzitting zou ingaan tegen de in de verordening vastgestelde rechtsgevolgen van verval.

 

IEPT20201217, HvJEU, Husqvarna

 

MERKENRECHT

 

Husqvarna vervaardigt machines en werktuigen voor tuinonderhoud en landschapsinrichting en is houdster van het driedimensionale Uniemerk voor een sproeitoestel. Lidl heeft vanaf juli 2014 tot en met januari 2015 een spiraalvormige tuinslangset te koop aangeboden, die bestond uit een spiraalvormige tuinslang, een sproeitoestel en een koppelingsstuk. Husqvarna was van mening dat het door Lidl verkochte product inbreuk maakte op haar Uniemerk en heeft bij het Landgericht Düsseldorf een vordering wegens inbreuk ingesteld. Lidl heeft in reconventie de vervallenverklaring van Husqvarna’s rechten gevorderd wegens niet-gebruik van het merk. Het Landgericht Düsseldorf heeft de vorderingen van Husqvarna toegewezen en de door Lidl ingestelde reconventionele vordering afgewezen. In hoger beroep is dit vonnis vernietigd. Hierbij heeft het Oberlandesgericht Düsseldorf geoordeeld dat het doorslaggevende tijdstip voor de berekening van de ononderbroken periode van niet-gebruik niet het tijdstip was waarop Lidl haar reconventionele vordering heeft ingesteld, maar het tijdstip van de laatste pleitzitting voor die rechterlijke instantie. Husqvarna heeft hiertegen beroep ingesteld bij het Bundesgerichtshof.  

 

De verwijzende rechter wenst te vernemen of in het geval van een reconventionele vordering tot vervallenverklaring van een Uniemerk, als bedoeld in artikel 51 lid 1 onder a van de Gemeenschapsmerkenverordening en artikel 58 lid 1 onder a van de Uniemerkenverordening, het tijdstip dat in aanmerking moet worden genomen om vast te stellen of de ononderbroken periode van vijf jaar is verstreken door die verordeningen wordt bepaald, en, zo ja, wat dat tijdstip dan is.

 

Het Hof overweegt dat uit de bepalingen van de Gemeenschapsmerkenverordening volgt dat het tijdstip waarop moet worden bepaald of de ononderbroken periode van vijf jaar van niet-gebruik is verstreken het tijdstip is waarop de betrokken vordering is ingesteld. Een uitlegging van deze verordening waarbij aan de hand van het tijdstip van de laatste pleitzitting zou moeten worden beoordeeld of er sprake is van de ononderbroken periode van vijf jaar van niet-gebruik, zou ingaan tegen de in de verordening vastgestelde rechtsgevolgen van het verval. Een beoordeling aan de hand van het tijdstip van de laatste pleitzitting zou er toe leiden dat het verval ingaat vanaf het tijdstip – tijdens de procedure – waarop is voldaan aan artikel 51 lid 1 onder a van de Gemeenschapsmerkenverordening en dit terwijl op het tijdstip waarop de reconventionele vordering is ingesteld niet aan die voorwaarden was voldaan.

 

IEPT20201217, HvJEU, Husqvarna

 

C-607/19 - ECLI:EU:C:2020:1044

 

Nelisa de Bruin