Vorderingen [eiseres] op grond van modelrechtinbreuk op abaya afgewezen

31-03-2021 Print this page
Auteur:
Anouck Bakhuis
IEPT20210210, Rb Den Haag, Abaya

Vorderingen van eiseres jegens [gedaagde sub 1] worden afgewezen: [gedaagde sub 1] is niet betrokken (geweest) bij de verhandeling van de abaya die volgens [eiseres] inbreuk maakt op haar model- en auteursrecht. ‘Model 535’ die door Chinese onderneming aan [Groothandel X] is verhandeld behoort tot vormgevingserfgoed nu beroep [eiseres] op de ‘tenzij-clausule’ van artikel 7 lid 1 GModVo niet opgaat. Niet te verwaarlozen kans dat model van [eiseres] nietigheidsactie niet zal overleven: [Groothandel X] kan als ‘ingewijde in de betrokken sector’ worden aangemerkt en niet uitgesloten dat de openbaarmaking van een model aan één enkele onderneming voldoende kan zijn voor oordeel dat model ter kennis kan zijn gekomen van ingewijden in betrokken sector, aannemelijk dat [Groothandel X] de abaya’s verder is gaan verhandelen. Vorderingen van [eiseres] op basis van auteursrechtinbreuk komen niet voor toewijzing in aanmerking: ontwerpdatum van de abaya kan niet worden afgeleid uit overgelegde stukken, geen sprake van eigen intellectuele schepping.

 

MODELRECHT

 

Kort geding. [eiseres] verkoopt onder meer voor vrouwen bestemde abaya's, los hangende gewaden die het gehele lichaam bedekken. [eiseres] is houdster van een Gemeenschapsmodel. [gedaagde sub 1] exploiteert, net als [gedaagde sub 2], een winkel in dameskleding waar onder meer abaya's worden verkocht. Eiseres stelt dat gedaagden inbreuk maken op het aan haar toekomende model- en auteursrecht op de abaya. Gedaagden betwisten dit en hebben afbeeldingen in het geding gebracht van een volgens hen tot het vormgevingserfgoed behorende abaya. Deze is afkomstig van een in China gevestigde onderneming die de abaya ('model 535') heeft verkocht aan de Nederlandse [Groothandel X]. 

 

De voorzieningenrechter oordeelt als volgt. De vorderingen van [eiseres] jegens [gedaagde sub 1] worden afgewezen. Hij is niet betrokken bij de verhandeling van de inbreukmakende abaya. Bestellingen die in de webshop van zijn broer, [gedaagde sub 2], waren gedaan konden in zijn winkel worden opgehaald en geretourneerd. 

 

Ten aanzien van [gedaagde sub 2] overweegt de rechter dat geen sprake is van inbreuk op het modelrecht van [eiseres]. Het beroep van [eiseres] op de 'tenzij-clausule' van artikel 7 lid 1 GModVo gaat niet op. 'Model 535' behoort tot het vormgevingserfgoed. De Chinese onderneming heeft de abaya verkocht aan [Groothandel X]. Deze groothandel kan worden aangemerkt als 'ingewijde in de betrokken sector'. Het is aannemelijk dat [Groothandel X] de abaya's verder heeft verhandeld. Er is aldus een niet te verwaarlozen kans dat het model van [eiseres] de ingestelde nietigheidsactie niet zal overleven. Ten aanzien van het auteursrecht overweegt de voorzieningenrechter dat de ontwerpdatum van de abaya van [eiseres] niet kan worden afgeleid uit de door haar overgelegde stukken. Daarom moet uit worden gegaan van de depotdatum van het model. Er is dan ook geen sprake van een eigen intellectuele schepping, nu 'model 535' tot het relevante vormgevingserfgoed behoort. De vorderingen worden afgewezen. 

 

IEPT20210210, Rb Den Haag, Abaya

 

ECLI:NL:RBDHA:2021:1126