Anders dan kantonrechter acht het hof procedure 'eenvoudig' in de zin van de regeling Indicatietarieven IE

16-04-2021 Print this page
IEPT20210406, Hof Arnhem-Leeuwarden, Merk Fryslan

Hof vernietigt het vonnis van de kantonrechter voor zover dat zag op de indexering van de zaak als zeer eenvoudig en niet bewerkelijk in de zin van de regeling Indicatietarieven IE. Het hof beschouwt de zaak als een eenvoudige zaak in de van de regeling Indicatietarieven IE: een op zichzelf overzichtelijke claim heeft geleid tot een hoog oplopend conflict en een uitgebreide discussie, waarin diverse juridische verweren zijn gevoerd. Merk Fryslân worden veroordeeld tot betaling van die kosten ten bedrage van € 4.526,55.

 

PROCESRECHT

 

Op 19 mei 2020 heeft de kantonrechter van rechtbank Noord-Nederland in Leeuwarden tussen partijen vonnis gewezen. Appellant heeft daar op 13 juli 2020 hoger beroep tegen ingesteld. Aan Merk Fryslân is verstek verleend omdat zij niet in hoger beroep zijn verschenen. Appellant vordert in dit hoger beroep een hogere proceskostenveroordeling van Merk Fryslân dan de rechtbank heeft toegewezen. Volgens appellant zijn de door hem gemaakte kosten voor rechtsbijstand ook redelijk en evenredig. Het hof vernietigt het vonnis van de kantonrechter van de rechtbank Noord-Nederland in Leeuwarden van 19 mei 2020.

 

Appellant heeft als professioneel fotograaf vier foto’s gemaakt van historische zeilschepen. De kantonrechter heeft Merk Fryslân veroordeeld tot betaling aan appellant van in totaal € 2.835,70 aan schadevergoeding wegens inbreuk op auteursrechten en schending persoonlijkheidsrechten. De kantonrechter beschouwde de bodemzaak als een ‘zeer eenvoudige niet bewerkelijke’ zaak in de zin van de regeling Indicatietarieven in IE-zaken rechtbanken omdat de procedure betrekking heeft op evidente inbreuken. Volgens het hof kan deze zaak niet worden gekenmerkt als een zeer eenvoudige zaak. Volgens het hof heeft een op zichzelf overzichtelijke claim geleid tot een hoog oplopend conflict en een uitgebreide discussie, waarin diverse juridische verweren zijn gevoerd. Merk Fryslân heeft onder meer aangevoerd dat de foto’s niet auteursrechtelijk beschermd zijn en dat appellant niet auteursrechthebbende is. Mede daardoor is appellant genoodzaakt geweest zijn vorderingen uitgebreid te onderbouwen en onderzoek te doen naar de aard en omvang van de inbreuken. Daarbij deden zich nog enkele complicaties voor, onder andere dat de foto’s via diverse kanalen verspreid werden.

 

Het hof stelt vast dat de gevorderde kosten uitstijgen boven de schade die appellant heeft geleden. De gevorderde kosten zijn niet onredelijk en de omvang van de kosten (het totaal aan gedeclareerde uren) is in essentie het gevolg van het verweer van de zijde van Merk Fryslân. Van appellant kan niet worden verlangd dat hij ervan afziet zich tegen inbreuken op zijn intellectuele eigendom te verzetten omdat de kosten die dat meebrengt dreigen uit te stijgen boven de schade die door de inbreuken wordt veroorzaakt. Een dergelijk standpunt is onverenigbaar met een belangrijke doelstelling van Richtlijn 2004/48: het waarborgen van een hoog niveau van bescherming van de intellectuele eigendom in de interne markt.

Appellant heeft een gespecificeerde onderbouwing gegeven van het aan zijn gemachtigde betaalde salaris van in totaal € 4.526,55,- met inbegrip van buitengerechtelijke kosten en kosten ter vaststelling van de schade en aansprakelijkheid. Zoals gezegd, acht het hof dat redelijke tarieven en heeft appellant deze kosten ook in redelijkheid kunnen maken. Daarom zal Merk Fryslân worden veroordeeld tot betaling van die kosten. Ook in dit hoger beroep zal zij in de proceskosten van appellant worden veroordeeld.

 

IEPT20210406, Hof Arnhem-Leeuwarden, Merk Fryslan

 

ECLI:NL:GHARL:2021:3295