HvJ EU: Ouder recht van plaatselijke betekenis tegenover jonger merk

29-06-2022 Print this page
IEPT20220602, HvJEU , CCC

Merk en handelsnaam. Ouder handhaafbaar recht van slechts plaatselijke betekenis versus jonger merk. Het volstaat […] in beginsel dat het oudere recht van slechts plaatselijke betekenis, zoals een handelsnaam, in de wetgeving van de betrokken lidstaat wordt erkend en in het economische verkeer wordt gebruikt, om zich daarop te kunnen beroepen tegen de houder van een jonger merk. Nog ouder recht versus ouder recht. Een derde heeft een ‘ouder recht’ wanneer de houder van het jongere merk weliswaar een in de nationale wetgeving erkend nog ouder recht heeft op het als merk ingeschreven teken maar deze merkhouder krachtens deze nationale wetgeving de derde op basis van zijn nog oudere recht niet meer kan verbieden om gebruik te maken van zijn jongere recht.

 

MERKENRECHT
 

Zaak C-112/21 De totstandkomingsgeschiedenis van deze bepaling kan aan die uitlegging niet afdoen, ook al kan de totstandkomingsgeschiedenis van een Unierechtelijke handeling relevante informatie voor de uitlegging ervan verschaffen. In casu zij opgemerkt dat bij de vaststelling van richtlijn 89/104 de tekst van het huidige artikel 6, lid 2, ervan, zoals voorgesteld door de Italiaanse delegatie bij de Raad van de Europese Unie, niet volledig is aangenomen. Volgens het voorstel van deze delegatie zou de beperking van de aan het merk verbonden rechtsgevolgen gelden „zelfs indien dit [oudere] recht niet meer kan worden ingeroepen tegen het later ingeschreven merk”.


Gestelde vragen (IEPT20210219): 

1 Is voor de vaststelling dat sprake is van een “ouder recht” van een derde als bedoeld in artikel 6, lid 2, van de ingetrokken richtlijn 2008/95/EG1
a.    voldoende dat die derde voorafgaand aan het merkdepot in het economisch verkeer gebruik heeft gemaakt van een in de wetgeving van de betrokken lidstaat erkend recht; of
b.    vereist dat die derde op grond van dit oudere recht, volgens de toepasselijke nationale wetgeving, het gebruik van het merk door de merkhouder kan verbieden?

2. Is bij de beantwoording van vraag 1 nog van belang of de merkhouder een nog ouder (in de wetgeving van de betrokken lidstaat erkend) recht heeft ten aanzien van het als merk ingeschreven teken en zo ja, is dan van belang of de merkhouder op grond van dit nog oudere erkende recht het gebruik door de derde van het gestelde “ouder recht” kan verbieden?

Hof van Justitie:

1) Artikel 6, lid 2, van [Merkenrichtlijn] moet aldus worden uitgelegd dat voor de vaststelling dat er sprake is van een „ouder recht” in de zin van deze bepaling niet vereist is dat de houder van dit recht het gebruik van het jongere merk door de houder ervan kan verbieden.

2) Artikel 6, lid 2, van [Merkenrichtlijn] moet aldus worden uitgelegd dat kan worden erkend dat een derde een „ouder recht” in de zin van deze bepaling heeft in een situatie waarin de houder van het jongere merk een in de wetgeving van de betrokken lidstaat erkend nog ouder recht heeft op het als merk ingeschreven teken, voor zover de houder van het merk en het nog oudere recht krachtens deze wetgeving de derde op basis van zijn nog oudere recht niet meer kan verbieden om gebruik te maken van zijn jongere recht.

 

IEPT20220602, HvJEU, Classic Coach Company

ECLI:EU:C:2022:428 - zaak C-112/21

 

Deze uitspraak wordt besproken in de volgende PO-webinar:
Merkenrecht 2022

IE-Update 2022 2e kwartaal