Ook deepfake pornovideo is in huidige tijd een afbeelding van seksuele aard

01-12-2023 Print this page
IEPT20231102, Rb Amsterdam, deepfake pornovideo Welmoed Sijtsma

Verdachte heeft van aangeefster een zogeheten ‘deepfake’ pornovideo vervaardigd en heeft deze openbaar gemaakt door de video op een internetsite te plaatsen, terwijl hij wist dat dit nadelig kon zijn voor aangeefster. Daarmee heeft hij zich naar het oordeel van de rechtbank schuldig gemaakt aan strafbare feiten zoals bedoeld in artikel 139h van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank stelt onder meer aan de hand van de wetsgeschiedenis vast dat de wetgever ook ‘deepfake’ seksueel beeldmateriaal, voor zover dat nauwelijks van echt is te onderscheiden, onder het bereik van dit wetsartikel heeft willen brengen. De rechtbank veroordeelt verdachte tot een geheel voorwaardelijke taakstraf van 180 uren.


STRAFRECHT - PORTRETRECHT

 

Aangeefster heeft in 2022 aangifte gedaan nadat haar in 2021 bekend was geworden dat van haar een zogeheten deepfake pornovideo op het internet staat. Daarbij gaat het om een pornovideo waarbij het gezicht van de vrouwelijke pornoactrice met behulp van een computerprogramma is verwisseld met het gezicht van aangeefster. Naar aanleiding hiervan heeft aangeefster een documentaire (Welmoed en de sexfakes) gemaakt en in het kader van die documentaire is het IP-adres van degene die de deepfake pornovideo heeft geplaatst door cyberonderzoekers achterhaald. Aan de hand van dit IP-adres is de politie bij verdachte uitgekomen. 

 

Verdachte raakte bekend met deepfake pornovideo’s en vroeg zich af of hij die ook kon maken. Vervolgens heeft hij zich in het proces verdiept en is hij aan de slag gegaan met het maken van dergelijke video’s. De video van aangeefster is slechts één van de vele die hij heeft gemaakt. Omdat hij naar eigen zeggen wilde weten ‘wat anderen ervan vonden’ heeft verdachte de video ook online geplaatst. Daarbij heeft hij zich weinig aangetrokken van de gevolgen die dit voor aangeefster zou kunnen hebben. Dat neemt de rechtbank hem kwalijk.


Aangeefster heeft van deze zaak een documentaire gemaakt en de zaak heeft (vervolgens) aandacht gekregen in de media. Ook de relatie van verdachte is onder spanning komen te staan. Verdachte is door dit alles na zijn aanhouding bij de crisisdienst terechtgekomen, is langere tijd suïcidaal geweest en heeft ter zitting aangegeven dit in zekere mate nog altijd te zijn. Verdachte heeft in die zin veel nadelige gevolgen van zijn handelen ondervonden. Inmiddels is hij op vrijwillige basis onder behandeling bij De Waag en is hij gediagnosticeerd met autisme. De rechtbank sluit niet uit dat het gedrag van verdachte ook deels uit dit autisme is voortgekomen, zoals de verdediging ter zitting heeft gesuggereerd. Daar komt bij dat verdachte vanaf het begin openheid van zaken heeft gegeven over hetgeen hij heeft gedaan, thans inziet dat zijn handelen fout is geweest en heeft aangegeven nooit meer een deepfake pornovideo te zullen maken. Hij komt daarin oprecht over.

Op basis van een grammaticale interpretatie van de wettekst kan naar het oordeel van de rechtbank een deepfake pornovideo onder het begrip afbeelding van seksuele aard als bedoeld in artikel 139h Sr vallen. Het begrip afbeelding is een zeer breed begrip en daar valt naar normaal spraakgebruik, zeker in de huidige maatschappij met alle (online) digitale content, zonder meer een digitaal gemanipuleerde video onder. Een pornovideo is per definitie van seksuele aard, zodat daarmee, ook in het geval dat deze deepfake is, naar normaal spraakgebruik sprake is van een afbeelding van seksuele aard.


Bij de beoordeling van de reikwijdte van het begrip afbeelding van seksuele aard moet ook gekeken worden naar de bedoeling van de wetgever ten tijde van de invoering van de strafbaarstelling. Het aangewezen startpunt daarvoor is de bij de artikel 139h Sr horende memorie van toelichting. De rechtbank stelt vast dat in de parlementaire stukken die betrekking hebben op de invoering van artikel 139h Sr niet expliciet wordt gesproken over (digitaal of anderszins) gemanipuleerde afbeeldingen.

 

De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat het aan verdachte opleggen van een onvoorwaardelijke straf niet passend is. De rechtbank ziet wel aanleiding om aan verdachte een geheel voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 180 uren op te leggen, met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank koppelt daaraan de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden, namelijk een meldplicht bij de reclassering en het voortzetten van de reeds door verdachte gestarte ambulante behandeling bij De Waag. 

ECLI:NL:RBAMS:2023:6923