Dat HR de thuiskopievergoedingzaak afdoet zonder motivering ex 81 RO is geen kennelijke, voldoende gekwalificeerde schending Unierecht

20-02-2024 Print this page
IEPT20231108, Rb Den Haag, HP c.s. v Staat

In eerdere procedure is tot in cassatie over materieelrechtelijke punten over de thuiskopievergoedingen geprocedeerd. De Hoge Raad heeft de klachten met toepassing van 81 RO afgedaan zonder motivering. Met een grotere terughoudendheid wordt de toests van de gestelde schending van Unierecht door een rechterlijke instantie uitgevoerd. Van een kennelijke, voldoende gekwalificeerde schending is geen sprake en over de materieelrechtelijke beslissingen betreft de verkeerde grondslag en de vrijstellingsregeling. Betreft de hoogte van de geïncasseerde vergoedingen is er onvoldoende gesteld.
 

RECHTSPLEGING

 

Op basis van de Auteursrechtrichtlijn dient voor het maken van een thuiskopie van werken waarop auteursrecht rust een vergoeding betaald te worden (de zogenaamde thuiskopieheffing). In Nederland wordt de thuiskopieheffing afgedragen door importeurs en fabrikanten van gegevensdragers. HP en Dell zijn zo’n importeur en/of fabrikant en FIAR is hun branchevereniging. HP c.s. stellen zich op het standpunt dat het Nederlandse stelsel van de thuiskopievergoeding in strijd is met Unierecht omdat (i) de billijke vergoeding op de verkeerde grondslag wordt berekend, (ii) het stelsel niet voorziet in een vrijstellingsregeling en (iii) een te hoog bedrag aan vergoedingen wordt geïncasseerd.

 

HP c.s. hebben in een eerdere procedure tot in cassatie over bovenstaande materieelrechtelijke punten geprocedeerd. In die procedure zijn HP c.s. door het gerechtshof Den Haag in het ongelijk gesteld. De Hoge Raad heeft de klachten van HP c.s. vervolgens met toepassing van art. 81 RO zonder motivering verworpen. HP c.s. menen dat de Hoge Raad Unierecht geschonden heeft, omdat hij prejudiciële vragen had moeten stellen aan het Hof van Justitie en hij de beslissing om geen vragen te stellen in ieder geval had moeten motiveren. In deze procedure stellen HP c.s. de Staat aansprakelijk voor deze gestelde schending. Hun vordering wordt afgewezen, om de volgende redenen.

 

Benadeelden van een schending van Unierecht kunnen alleen aanspraak maken op schadevergoeding wanneer er, naast andere voorwaarden, sprake is van een kennelijke, voldoende gekwalificeerde schending van dat voorschrift. In het geval van een gestelde schending van Unierecht door een rechterlijke instantie dient deze toets met een grotere terughoudendheid uitgevoerd te worden dan in het geval van lidstaataansprakelijkheid. De rechtbank is van oordeel dat van een kennelijke, voldoende gekwalificeerde schending geen sprake is. Gelet op de nationale procedure als geheel levert de toepassing van art. 81 RO in dit geval geen strijd op met het Unierecht, nationaal recht of de eisen die op basis van art. 6 EVRM aan een eerlijk proces worden gesteld. Verder concludeert de rechtbank dat in het geval van de beslissingen over de materieelrechtelijke punten (i) en (ii) geen sprake is van een kennelijke en voldoende gekwalificeerde schending. Ten aanzien van de materieelrechtelijke schending (iii) hebben HP c.s. onvoldoende gesteld.


IEPT-versie volgt later
ECLI:NL:RBDHA:2023:16636
 

Zie eerder IEPT20170523, en HR ECLI:NL:HR:2018:2254