HR: Geen blijk gegeven van analyse mededinging en verschillende tarieven van bedrijfsmatig gebruik streamingdiensten

01-03-2024 Print this page
IEPT20240301, HR, Buma-Stemra v ABMD

Het oordeel van het hof dat de ongelijkheid voor de ABMD-leden leidt of kan leiden tot een nadeel bij de mededinging (art. 102, onder c, VWEU) geeft geen blijk van een analyse van alle relevante omstandigheden als voorgeschreven in de rechtspraak van het HvJEU. 

 

Het oordeel dat voor de hand ligt dat de wel betalende afnemers (de ABMD-leden) van deze ongelijkheid nadeel kunnen ondervinden in hun concurrentie met de afnemers van wie Buma/Stemra deze vergoeding niet verlangt (de streamingdiensten), is onvoldoende voor het aannemen van nadeel bij de mededinging in de zin van art. 102, onder c, VWEU, gelet op de vereiste beoordeling van de concrete invloed van de prijsongelijkheid op de concurrentiepositie van de (afzonderlijke) ABMD-leden. 

 

Het hof heeft in dit verband ten onrechte nagelaten in zijn oordeel te betrekken het cijfermatig onderbouwde betoog van Buma/Stemra dat concurrentienadeel ontbreekt omdat i) het betaalde AGM-tarief maar een klein aandeel vormt in de prijs die ABMD-leden voor hun diensten hanteren, ii) zelfs wanneer de streamingdiensten het AGM-tarief zouden betalen of de ABMD-leden geen vergoeding, de diensten van de ABMD-leden nog aanzienlijk duurder zijn, zodat niet aannemelijk is dat de ABMD-leden extra klanten zouden aantrekken en iii) uit een vergelijking van het AGM-tarief met het streaming-tarief blijkt dat de ABMD-leden in de meeste gevallen minder betalen dan zij zouden betalen bij toepassing van het streaming-tarief.

 

 

IEPT20240301, HR, Buma-Stemra v ABMD

ECLI:NL:HR:2024:300